3.1.Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
3.1.1.[verwerende partijen] exploiteert een supermarkt in [vestigingsplaats] .
3.1.2.[appellante] , geboren [geboortedatum] 1977, is met ingang van 25 mei 2009 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger) van [verwerende partijen] als kassamedewerkster. Met ingang van 4 december 2011 is [appellante] krachtens arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst bij [verwerende partijen] en werkzaam als 1e kassamedewerkster tegen een loon van laatstelijk € 1.878,64 bruto per vier weken exclusief vakantietoeslag.
3.1.3.Op 2 mei 2011 is personeelsverenging ‘ [de personeelsverenigng] ’ (hierna: de personeelsvereniging) opgericht. [appellante] is bij de oprichting van de personeelsvereniging als penningmeester aangesteld. Het doel van deze vereniging is blijkens haar statuten het organiseren van activiteiten en bijeenkomsten ter verhoging van de teamgeest van haar leden en medewerkers van [verwerende partijen] . In de statuten staat onder meer vermeld:
De vereniging bestaat uit leden
Lid of donateur kan zijn ieder die behoort tot het personeel van [de supermarkt][hof: personeel van [verwerende partijen] ]
Het lidmaatschap gaat in op de eerste dag van het dienstverband.
Het lidmaatschap vervalt:
(…)
c) door beëindiging van het dienstverband bij [de supermarkt] (…)”
3.1.4.De personeelsvereniging heeft een rekening bij ING, met rekeningnummer [rekeningnummer] (hierna: de rekening). Aan deze rekening is een pinpas gekoppeld geweest met volgnummer [volgnummer pinpas] en later volgnummer [latere volgnummer pinpas] (hierna: de pinpas). [appellante] maakte gebruik van de pinpas en had de pinpas vanaf 2 mei 2011 tot in elk geval medio 2016 vaker langere tijd in haar bezit. Op de rekening werd maandelijks € 3,50 per personeelslid gestort voor de 100 tot 110 bij [verwerende partijen] werkende personeelsleden door inhouding van dit bedrag op het loon, met uitzondering van een periode in het jaar 2014 waarin deze contributie tijdelijk niet is ingehouden op het loon.
3.1.5.Op 10 februari 2015 is [appellante] wegens ziekte uitgevallen. Na 104 weken van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, heeft [appellante] vanaf 7 februari 2017 een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. Vanaf die datum is er sprake van een slapend dienstverband.
3.1.6.[appellante] heeft een stacaravan op vakantiepark [vakantiepark] in [standplaats] . Op dat vakantiepark heeft [appellante] met de pinpas van de rekening in ieder geval de volgende bedragen opgenomen of betaald:
- € 90,00 op 8 april 2014 (opname);
- € 113,18 op 4 augustus 2014 (betaling);
- € 50,01 op 30 september 2014 (betaling);
- € 62,00 op 20 april 2015 (betaling);
- € 150,00 op 3 mei 2016 (opname);
- € 150,00 op 16 mei 2016 (opname).
3.1.7.In mei 2017 heeft (het nieuwe bestuur van) de personeelsvereniging bij de ING bank om inzage gevraagd in de bankafschriften van de rekening over de periode vanaf 2011 omdat alleen [appellante] als penningmeester daartoe toegang had en weigerde aan dergelijke inzage medewerking te verlenen. Nadat de personeelsvereniging deze afschriften had ontvangen, bleek er, zo heeft [verwerende partijen] ter zitting in hoger beroep onbetwist gesteld, bijna geen geld op de rekening te staan. Verder bleek over de periode van 30 mei 2011 tot en met 6 juli 2017 178 keer contant geld te zijn opgenomen of te zijn betaald met de pinpas voor een bedrag van in totaal circa € 31.063,00.
3.1.8.Bij brief van 6 juli 2017 is [appellante] uitgenodigd om op het kantoor van de gemachtigde van [verwerende partijen] uitleg te geven over de vele, voor [verwerende partijen] onverklaarbare, financiële transacties op de rekening. [appellante] is op 17 juli 2017 op het kantoor van de gemachtigde van [verwerende partijen] verschenen, maar zij heeft toen geen verklaring gegeven voor de diverse transacties.
3.1.9.[appellante] is op 18 juli 2017 op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief van 18 juli 2017 schrijft de gemachtigde van [verwerende partijen] :
“(…)
Naar de mening van cliënte[hof: [verwerende partijen] ]
heeft u zich schuldig gemaakt aan verduistering en/of een ander misdrijf waardoor u het vertrouwen van de werkgever onwaardig bent geworden. Bovendien levert uw gedraging een grovelijke veronachtzaming van de plichten op welke de arbeidsovereenkomst u oplegt”.
3.1.10.[verwerende partijen] heeft op 20 juli 2017 aangifte gedaan van verduistering door [appellante] . [appellante] is vervolgens door de politie aangehouden en verhoord. Bij concrete vragen van de politie over de transacties die met de pinpas zijn gedaan, heeft zij zich beroepen op haar zwijgrecht.
Een (nieuwe) zittingsdatum voor de behandeling van de strafzaak tegen [appellante] was ten tijde van de mondelinge behandeling in hoger beroep nog niet bekend.
procedure bij de kantonrechter
3.2.1.In de procedure bij de kantonrechter heeft [appellante] verzocht:
[verwerende partijen] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan haar van:
a. a) een billijke vergoeding van € 14.653,34 bruto;
b) de transitievergoeding van € 5.861,35 bruto;
c) een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 2.817,96 bruto;
en [verwerende partijen] d) in de proceskosten te veroordelen.
3.2.2.[verwerende partijen] heeft verzocht het door [appellante] verzochte af te wijzen en haar te veroordelen in de proceskosten.
3.2.3.De kantonrechter heeft geoordeeld dat de dringende reden die [verwerende partijen] aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd, verduistering en/of een ander misdrijf, is komen vast te staan en dat die dringende reden in dit geval samenvalt met het ernstig verwijtbaar handelen van [appellante] . De kantonrechter heeft de verzochte billijke vergoeding, de verzochte transitievergoeding en de verzochte vergoeding wegens onregelmatige opzegging afgewezen en [appellante] veroordeeld in de proceskosten.