ECLI:NL:GHSHE:2018:4847

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 november 2018
Publicatiedatum
22 november 2018
Zaaknummer
200.235.106_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake wijziging ouderlijk gezag na echtscheiding met betrokken minderjarigen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin haar verzoek om alleen het ouderlijk gezag over haar kinderen te verkrijgen, werd afgewezen. De moeder en de vader zijn op 14 augustus 1998 met elkaar gehuwd en hebben twee minderjarige kinderen. Na hun echtscheiding in 2012 hebben zij gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uitgeoefend, maar de moeder heeft in hoger beroep aangevoerd dat de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat het in het belang van de kinderen is dat zij alleen het gezag uitoefent. De vader heeft geen actieve rol in de opvoeding van de kinderen en de moeder stelt dat de kinderen klem zitten tussen de ouders. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd het verzoek van de moeder af te wijzen, omdat beëindiging van het gezag van de vader het negatieve vaderbeeld bij de kinderen zou bevestigen. Het hof heeft de argumenten van de moeder en de vader gehoord, evenals de raad, en heeft geconcludeerd dat er geen wettelijke gronden zijn om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. De vader heeft toegezegd in de toekomst meer betrokken te zijn bij de kinderen, wat het hof als positief heeft beoordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 22 november 2018
Zaaknummer: 200.235.106/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/236399 / FA RK 17-2149
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.C.L.G.J. Ruyters - Stevens,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. P.J.H.C. Glenz.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 13 december 2017.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 12 maart 2018, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en de verzochte wijziging in de uitoefening van het ouderlijk gezag over na te noemen minderjarigen in die zin dat de moeder daarmee alleen wordt belast toe te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 april 2018, heeft de vader verzocht het verzoek van de moeder af te wijzen en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Kraimi, die mr. Ruyters-Stevens vervangt;
-de vader, bijgestaan door mr. Glenz;
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
Het hof heeft de hierna nader te noemen minderjarige [minderjarige 1] in de
gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken.
Zij heeft hiervan gebruik gemaakt door het hof een brief te sturen, die ter griffie is ingekomen op 5 oktober 2018. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van die brief zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 17 oktober 2017.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 14 augustus 1998 met elkaar gehuwd.
Uit hun huwelijk zijn geboren:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] .
3.2.
Bij beschikking van 2 mei 2012 heeft de rechtbank Maastricht tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 26 juni 2012 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit. De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder
.
De kinderen hebben vanaf 25 juni 2015 tot 25 juni 2017 onder toezicht van Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg gestaan.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder, te bepalen dat zij voortaan alleen wordt belast met het ouderlijk gezag over de kinderen, afgewezen.
3.4.
De moeder kan zich met deze beschikking niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De moeder voert - kort samengevat - het volgende aan.
Aan beide wettelijke gronden om het gezamenlijk ouderlijk gezag te beëindigen is voldaan. Er is al jaren in het geheel geen sprake van communicatie tussen de ouders. De moeder neemt de volledige zorg en opvoeding van de kinderen voor haar rekening. De vader vervult geen enkele rol. Op de scholen van de kinderen is hij niet bekend. Ook bij de behandeling van de kinderen is hij niet of nauwelijks betrokken.
Tussen partijen is een groot aantal procedures gevoerd. Er is een gezinsvoogd aan het werk geweest en de hulpverlening is betrokken geweest. Dit heeft geen enkel resultaat opgeleverd. De kinderen willen geen contact met de vader. Zij zitten klem tussen de ouders. [minderjarige 1] heeft haar wens uitgesproken dat de moeder voortaan alleen het gezag uitoefent. De rechtbank heeft aan haar mening onvoldoende gewicht toegekend.
Het is tevens in het belang van de kinderen noodzakelijk dat het gezag alleen bij de moeder komt te rusten. De vader vult zijn gezagspositie op geen enkele manier in. Het heeft maanden geduurd voordat de vader toestemming verleende voor de behandeling van de kinderen door een psycholoog. De moeder informeert de vader via haar advocaat. De kinderen zijn onrustig en bang dat de vader in de toekomst geen toestemming gaat verlenen voor zaken die voor hen heel belangrijk zijn, bijvoorbeeld een uitwisselingsproject op school. [minderjarige 1] heeft veel last van de spanningen.
Verbetering van de huidige situatie is niet te verwachten.
3.6.
De vader voert gemotiveerd verweer. Voor zover relevant zal het hof daarop hierna ingaan.
3.7.
De raad heeft ter zitting - in het kort - het volgende verklaard.
Door het beëindigen van het gezag van de vader wordt het negatieve vaderbeeld bij de kinderen bevestigd. Dat is niet in hun belang. De raad adviseert afwijzing van het verzoek van de moeder.
In de toekomst zullen de kinderen naarmate zij ouder worden meer behoefte aan discussie krijgen. Met de vader hebben zij echter geen contact. Het kan voor de kinderen angstig zijn om afhankelijk te zijn van toestemming van de vader, terwijl het niet mogelijk is om met hem daarover in gesprek te gaan.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter kan bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.8.2.
Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren kan dat betekenen dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, tenminste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, ligt eenhoofdig gezag van een van de ouders niet in de rede, tenzij andere redenen een wijziging van het gezag noodzakelijk maken.
3.8.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, zodat de moeder ontvankelijk is in haar verzoek.
3.8.4.
Het hof is van oordeel dat geen van de hiervoor vermelde wettelijke gronden om het gezamenlijk gezag te beëindigen zich in deze zaak voordoet.
Met de raad acht het hof een wijziging van het gezag thans niet in het belang van de kinderen. De vader heeft al jarenlang geen contact met de kinderen. Het gezag is de enige nog bestaande connectie tussen de kinderen en de vader. Met de raad is het hof van oordeel dat beëindiging van het gezag van de vader het negatieve vaderbeeld bij de kinderen zou bevestigen en een stap zou zijn naar verdere verwijdering tussen de vader en de kinderen, hetgeen het hof niet in hun belang acht.
Het hof is verder van oordeel dat de moeder onvoldoende heeft aangevoerd om aannemelijk te maken dat de kinderen klem of verloren zijn geraakt tussen de ouders of dat daarvoor een onaanvaardbaar risico bestaat. Ook is niet aannemelijk geworden dat de vader de moeder heeft belemmerd of zal belemmeren in de uitoefening van haar gezag. Ten aanzien van de toestemmingsverklaring voor de psycholoog heeft de vader afdoende opheldering over zijn kritische houding ten aanzien daarvan verschaft (hij heeft de psycholoog eerst om uitleg verzocht en het toestemmingsformulier vervolgens ondertekend), zodat niet kan worden vastgesteld dat de vader de moeder op dit punt heeft belemmerd in de uitoefening van haar gezag. Met betrekking tot de contacten met school heeft de vader verklaard dat hij zich afzijdig heeft gehouden van activiteiten, omdat hij geen onrust bij de kinderen wilde veroorzaken. Het hof acht dit in de gegeven omstandigheden invoelbaar. De vader heeft toegezegd om ook in de toekomst alle medewerking te zullen verlenen met betrekking tot verzoeken van de moeder of de kinderen, wanneer de moeder hem tijdig en correct op de hoogte stelt. Het hof verwacht van de moeder dat zij haar wettelijke informatieplicht ten aanzien van de kinderen nauwgezet nakomt. Het hof acht het voorts van belang dat de vader ook zelf ervoor zorgt dat hij zo goed mogelijk is geïnformeerd over de kinderen. In dit verband heeft de vader ter zitting toegezegd met de scholen van de kinderen contact te zullen opnemen.
3.9.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van
13 december 2017;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, P.P.M. van Reijsen en
M.I. Peereboom - van Drunick en is op 22 november 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.