Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/300857 / HA ZA 15-401)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met productie;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.
3.De beoordeling
in conventievoor recht verklaard dat de man gehouden is tot het verlenen van zijn volledige medewerking om de eigendomsoverdracht van de Mini aan de vrouw te effectueren. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
reconventieis de vrouw veroordeeld om, vanwege diverse door de man ten gunste van haar verrichte betalingen aan hem € 5.370,26 te voldoen. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
vrouwheeft tijdig hoger beroep ingesteld. Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden vonnissen en opnieuw rechtdoende, bij arrest voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
manheeft de grieven weersproken en tevens incidenteel appel ingesteld. Hij heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden vonnissen in conventie en in reconventie en, opnieuw rechtdoende:
- de verrekening van de leasetermijnen van de auto (grief I);
- de getuigentaxe (grief II);
- de subsidiaire vordering in reconventie (grief III).
hofhet volgende voorop.
rechtbankoverwoog:
Het komt erop neer dat jullie zijn overeengekomen dat toch geen partneralimentatie betaald zal gaan worden. Jullie hebben afwijkende afspraken gemaakt ten aanzien van de Mini en jullie hebben afgesproken dat er geen bedrag wegens overbedeling betaald zal hoeven worden. Jullie hebben me daarbij wel verzekerd dat jullie dit op een andere manier naar elkaar toe hebben opgelost. Vastlegging daarvan kon achterwege blijven.” Welke afspraken zijn gemaakt blijkt uit dit e-mailbericht niet. De geluidsdrager bevat slechts een zeer kort fragment van een gesprek tussen de man en de vrouw, waarvan de context geheel ongewis blijft.
vrouwbetoogt dat de strekking van de e-mail van mr. Kremers duidelijk is. De man is volledig op de hoogte van de inhoud van de e-mail; allereerst omdat mr. Kremers beide partijen bijstond in de echtscheidingsprocedure en ten tweede omdat de inhoud van de e-mail een schriftelijke bevestiging is van afspraken van partijen die zij “voor de vorm” en voor de besluitvorming van de bank maakten.
manstelt dat het aanvullend convenant vrijwillig is opgesteld. De e-mail van mr. Kremers kan niet dienen ten bewijze van de stelling van de vrouw. Partijen zijn niet overeen gekomen dat de artikelen 1 en 3.9 van het convenant onverminderd van kracht zouden blijven.
hofoverweegt als volgt.
Op een of andere manier … ik zeg niet …jij hebt gewoon recht op die negentien, daar heb jij gewoon recht op”, maar onduidelijk is of hij daarmee erkent dat de vrouw recht heeft op een bedrag van € 19.000,= of dat hij dat juist ontkent door de voorafgaande woorden “
ik zeg niet”. Overigens blijkt niet in welke context en wanneer dit gesprek heeft plaatsgevonden.
vrouwbetoogt dat het oordeel van de rechtbank dat onduidelijk is of de man erkent dan wel ontkent het bedrag van € 19.000,-- aan haar, wegens overbedeling, schuldig te zijn, onbegrijpelijk is. Zij voert hiertoe het volgende aan.
manstelt dat hij nooit heeft toegezegd dat hij € 19.000,-- aan de vrouw zou betalen. Hij heeft zowel ter comparitie van de rechtbank als tijdens het getuigenverhoor als getuige verklaard dat de vrouw moet verklaren waarom zij afstand heeft gedaan van alimentatie. Hier staat overigens tegenover dat zij daar wel degelijk iets voor terug heeft gekregen (de man doelt daarbij – althans zo begrijpt het hof – op de leasetermijn).
hofoverweegt als volgt.
hofis van oordeel dat ook de overige bewijsmiddelen (de schriftelijke bewijsstukken en de getuigenverhoren) niet zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de partijgetuigenverklaring van de vrouw voldoende geloofwaardig maken en daarmee tot het oordeel kunnen leiden dat de afspraken uit de artikelen 1 en 3.9 van het convenant in stand zijn gebleven ondanks de andersluidende bepalingen in het aanvullend convenant. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
manbetoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de getuigentaxen door iedere partij bij helfte moeten worden gedragen. Compensatie van proceskosten tussen gewezen echtelieden houdt in dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
vrouwstelt dat de getuigentaxe onderdeel uitmaakt van de verschotten. De rechtbank heeft daarom daarmee terecht rekening gehouden bij de proceskosten.
hofoordeelt als volgt.
rechtbankoverwoog over de polis levensverzekering en de leasetermijnen:
vrouwstelt dat, indien en voor zover er sprake zou zijn van een vordering van de man op haar, deze moet worden verminderd met € 10.000,--. Dit bedrag is haar aandeel in de polis levensverzekering.
manheeft de grief weersproken. Volgens hem heeft de rechtbank ten onrechte beslist dat de vrouw € 5.000,-- zou toekomen vanwege de levensverzekering. Hij heeft daarom ook incidenteel appel ingesteld. Hij betoogt met zijn eerste grief dat de rechtbank ten onrechte de vordering in reconventie van € 18.648,79 maar gedeeltelijk heeft toegewezen. Die vordering gaat er van uit dat het aanvullend convenant moet worden uitgevoerd. Vanwege de door de man betaalde leasetermijnen voor de Mini en kosten van de (aan de vrouw toegedeelde) loods, bedraagt zijn vordering op de vrouw € 18.648,79. De rechtbank heeft ten onrechte de leasetermijnen in mindering gebracht op deze vordering. Bovendien heeft de rechtbank ten onrechte € 5.000,-- (dat de vrouw na het sluiten van het convenant aan de man heeft voldaan), in mindering gebracht op zijn vordering omdat partijen in het aanvullend convenant hebben vastgesteld dat geen van beiden is over- c.q. onderbedeeld.
vrouwheeft de incidentele grief weersproken. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat de leasetermijnen geheel voor rekening van de holding van de man komen krachtens art. 4.7.3. aanvullend convenant. De man heeft geen vordering op de vrouw en de man noch zijn holding komt daarom een opschortingsrecht toe (art. 6:52 BW).
hofstelt bij de beoordeling van deze grieven het volgende voorop. Tussen partijen is het aanvullend convenant voor wat betreft de leasetermijnen (art. 4.7.3) en (het ontbreken van) de over- en onderbedeling (art. 4.8) van kracht. Dit houdt het volgende in. De holding van de man zal de leasetermijnen voor eigen rekening nemen (art. 4.7.3) en partijen hebben vastgesteld dat geen van hen is over- of onderbedeeld (art. 4.8). De bepalingen die in het (eerste) convenant zijn opgenomen over de leasetermijnen en de over- en onderbedeling zijn níet meer van kracht, zodat die bepalingen geen grondslag meer kunnen vormen voor de vorderingen van partijen en evenmin ter onderbouwing van hun grieven kunnen dienen.
polis levensverzekering(grief IV principaal appel) betekent dit het volgende.
leasetermijnen en de betaling van € 5.000,--(grief I in het incidenteel appel) betekent dit het volgende.
over- of onderbedeeld(curs. hof), mist dan ook feitelijke grondslag en treft daarom geen doel.