3.1.Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken het volgende vast.
[geïntimeerde] is projectontwikkelaar. [geïntimeerde] heeft in [plaats] een bouwproject ontwikkeld op een perceel. Dit project voorzag in 28 huizen, 2 appartementen en een parkeergarage.
De bewoners hebben ieder een deel van het perceel en een onverdeeld aandeel in een mandelige toegangsweg gekocht van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] heeft de desbetreffende kavels en aandelen in de toegangsweg aan de bewoners overgedragen. [geïntimeerde] is ook rechthebbende van een onverdeeld aandeel in deze toegangsweg. Deze toegangsweg was bedoeld om toegang te verschaffen om te komen en te gaan van de achterzijde van de nog te realiseren woningen naar de openbare weg. Deze toegangsweg loopt vanaf de openbare weg achterlangs de woningen en heeft een haaks daarop staande doodlopende vertakking (door de bewoners genoemd: de vertakking).
[geïntimeerde] heeft later het plan (ten gevolge van marktomstandigheden) aangepast. De gemeente heeft daarmee ingestemd. De vertakking van de mandelige toegangsweg en de daaraan aanvankelijk geplande woningen komen in het aangepaste plan niet meer terug. De vertakking was oorspronkelijk bedoeld (althans volgens [geïntimeerde] ) om toegang te verschaffen voor deze woningen. In het nieuwe plan worden woningen gebouwd onder meer op het terrein waar aanvankelijk de vertakking was gepland.
De mandelige toegangsweg is (gedeeltelijk) aangelegd door [geïntimeerde] en voor haar rekening. Partijen zijn verdeeld over de vraag of de vertakking is aangelegd.
[geïntimeerde] heeft bij exploot van 3 december 2012 de bewoners en andere kopers gedagvaard. De vordering van [geïntimeerde] strekte ertoe dat de bestemming van de mandelige weg tot gemeenschappelijk nut zou worden opgeheven en dat dat deel van de weg aan [geïntimeerde] onder bepaalde voorwaarden zou worden geleverd. [geïntimeerde] vond deze stappen nodig om het aangepaste bouwplan uit te voeren. De bewoners hebben in reconventie de kadastrale aanwijzing van de mandelige weg gevorderd.
De rechtbank heeft bij vonnis van 11 september 2013 de vordering van [geïntimeerde] afgewezen en [geïntimeerde] veroordeeld om binnen 3 maanden na betekening van het vonnis het gedeelte van de desbetreffende kadastrale percelen dat als toegangsweg is bestemd aan het kadaster aan te wijzen en overigens alle medewerking te verlenen aan de kadastrale verwerking, op straffe van een dwangsom van € 500 voor iedere dag dat [geïntimeerde] in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000. [geïntimeerde] heeft zich neergelegd bij de afwijzing van haar vorderingen. [geïntimeerde] heeft haar bouwplan opnieuw aangepast. De bewoners zijn in hoger beroep gegaan. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd bij arrest van 31 mei 2016.
Een landmeter van het kadaster is op 4 december 2013 ter plaatse geweest om de grenzen aan te wijzen. [geïntimeerde] was daarbij aanwezig, de bewoners niet. De bewoners hebben op 6 december 2013 het vonnis aan [geïntimeerde] laten betekenen. Het kadaster heeft de aanwijzing bevestigd bij brief van 9 december 2013. Het kadaster heeft bij brief van 29 januari 2014, na correspondentie met de bewoners, medegedeeld dat haar besluit van 9 december 2013 onvoldoende duidelijkheid verschaft. De landmeter is op 11 februari 2014 weer ter plaatse geweest om de grenzen aan te wijzen.
De bewoners hebben bij brief van 24 juli 2014 aan [geïntimeerde] geschreven dat de opgelegde dwangsommen zijn verbeurd in de periode vanaf 6 maart 2014. De bewoners hebben in augustus 2014 executoriaal beslag gelegd op onroerende zaken van [geïntimeerde] . Partijen hebben in september 2014 een depotovereenkomst gesloten: [geïntimeerde] heeft € 25.000 onder de notaris gestort en de bewoners hebben de beslagen opgeheven.
De bewoners hebben op 20 oktober 2014 (bij e-mail van hun advocaat) [geïntimeerde] verzocht duidelijk te maken wanneer [geïntimeerde] voornemens was om een bodemprocedure te starten. De bewoners hebben bij e-mail van hun advocaat van 9 februari 2015 [geïntimeerde] verzocht alsnog te reageren op de e-mail van 20 oktober 2014. [geïntimeerde] heeft laten weten nog niet te weten wat zij zou doen en gevraagd wat de bewoners zouden doen. De advocaat van de bewoners heeft in confraternele correspondentie (meermalen) gevraagd wanneer [geïntimeerde] zou reageren. De bewoners hebben bij inleidende dagvaarding van 10 juli 2015 [geïntimeerde] in dit geding in eerste aanleg betrokken.
De landmeter van het kadaster is op 30 mei 2017 wederom ter plaatse geweest om de grenzen aan te wijzen.
Partijen zijn het nog steeds niet met elkaar eens over het verloop van de perceelgrenzen.