ECLI:NL:GHSHE:2018:475

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
6 februari 2018
Zaaknummer
200.191.130_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de koop van een paard voor de dressuursport met betrekking tot ontbinding van de koopovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de rechtbank heeft geoordeeld over de ontbinding van een koopovereenkomst van een paard, genaamd Vilona. De koop vond plaats in augustus 2012 voor een bedrag van € 42.500,00. Na de aankoop vertoonde het paard gezondheidsproblemen, wat leidde tot een geschil tussen de partijen. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen vastgesteld dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden door [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] op basis van de geconstateerde gebreken aan het paard. In het hoger beroep heeft [appellant] zeven grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van de eerdere vonnissen. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] niet alle benodigde processtukken heeft overgelegd en heeft de zaak naar de rol verwezen om [appellant] in de gelegenheid te stellen de ontbrekende stukken alsnog in te dienen. De uitspraak van het hof is gedaan op 6 februari 2018, waarbij het hof elke verdere beslissing aanhield en de zaak naar de rol verwees voor een akte aan de zijde van [appellant].

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.191.130/01
arrest van 6 februari 2018
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. S.A. Wensing te Coevorden,
tegen

1.[geintimeerde 1] ,2. [geintimeerde 2] ,beiden wonende te [woonplaats] , België,

geïntimeerden,
hierna aan te duiden als [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] ,
advocaat: mr. Th.J.H.M. Linssen te Tilburg,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 5 juli 2016 in het hoger beroep van de door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond onder zaaknummer C/04/120450 en rolnummer HA ZA 13-9 gewezen vonnissen van 10 juli 2013, 24 juni 2015 en 23 maart 2016.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 5 juli 2016 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 17 augustus 2016;
  • de memorie van grieven van [appellant] met drie producties;
  • de memorie van antwoord van [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] met een productie.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg

6.De beoordeling

6.1.
De rechtbank heeft in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.11 van het vonnis van 10 juli 2013 enkele feiten vastgesteld. Het hof zal de door de rechtbank vastgestelde feiten – vernummerd tot 6.2.1 tot en met 6.2.11 – hieronder weergeven, met dien verstande dat het hof geïntimeerden niet aanduidt als [geintimeerden c.s.] . maar als [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] .
6.2.1.
[geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] hebben in augustus 2012 een paard genaamd Vilona met levensnummer [levensnummer] (hierna: het paard) gekocht voor een bedrag van € 42.500,00.
6.2.2.
In het paspoort dat is uitgegeven door de Fédération Equestre Internationale (FEI‑paspoort) stond op 15 mei 2012 zowel [appellant] als [eigenaar 2] als eigenaar van het paard vermeld.
6.2.3.
In de periode waarin het paard door [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] is gekocht, stond het paard gestald bij dressuurstal [dressuurstal] . De gesprekken en onderhandelingen over de aankoop van het paard door [geintimeerden c.s.] . hebben allemaal plaatsgevonden tussen [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] en de heer [eigenaar van dressuurstal] (hierna: [eigenaar van dressuurstal] ).
6.2.4.
Het paard is op de dag van aankoop, 3 augustus 2012, door dierenarts dr. [dierenarts] gekeurd. Op het keuringsformulier is aangekruist ‘good advice for competition with minor problems’.
6.2.5.
[geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] hebben direct na de aankoop van het paard een bedrag van € 42.500,00 overgemaakt naar de rekening van [appellant] .
6.2.6.
Rond 3 september 2012 stond het paard kreupel. Op 5 september 2012 heeft de dierenarts van [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] , dr. [dierenarts van geintimeerden] , het paard onderzocht. Op 9 september 2012 heeft voornoemde dierenarts een verklaring opgesteld waarin onder meer staat, voor zover thans van belang:
‘Inspektie: duidelijke gezwollen kogelgewrichten vooraan.
Beweging: duidelijk mank rechtsvoor in de rechte lijn en op de cirkel
Buigproef RV: sterk positief
Echografie: duidelijk sterk verdikte mediale schenkel interosseus distaal aan de aanhechting van het sesalbeen mediaal boven de kogel. Volgens mijn persoonlijke mening duidelijk een ouder letsel. (Ouder dan 1 maand).
Doorgestuurd naar de kliniek [kliniek] voor verdere diagnosestelling’.
6.2.7.
Het paard is onderzocht door dr. [dierenarts van de kliniek] , een dierenarts die werkzaam is bij dierenkliniek [kliniek] . Deze dierenarts heeft in een brief d.d. 7 september 2012 onder meer, voor zover thans van belang, het volgende geschreven:
‘Besluit:
Desmitis / enthesiopathie mediale interosseusschenkel rechts voor.
Reactivatie van een chronisch letsel.
Verschillende parameters doen ons besluiten dat letsels in de mediale interosseustak ReV meer dan een maand bestaande zijn: sterke verdikking ganse interosseustak, heterogene echogeniciteit, fibrotische subcutane zwelling, matig pijnlijk bij druk, harde zwelling, slechts lichte kreupelheid.
De prognose als sportpaard is sterk gereserveerd tot ongunstig op termijn. Na rustperiode kunnen dergelijke letsels helen en asymptomatisch worden, maar gezien de chronische veranderingen aan ligament en bot, worden bij toenemende intensieve belasting voor de sport op niveau opnieuw symptomen en manken verwacht.’
6.2.8.
[geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] hebben [eigenaar van dressuurstal] , kort nadat het paard door voornoemde dierenartsen was onderzocht, op de hoogte gesteld van de bevindingen van de dierenartsen. [eigenaar van dressuurstal] heeft hen de persoonlijke gegevens van [appellant] gegeven.
6.2.9.
Bij afzonderlijke brieven van 25 september 2012 aan [appellant] en aan [eigenaar 2] heeft de raadsvrouw van [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] geschreven dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk wordt ontbonden en zijn gedaagden verzocht om voor 1 oktober 2012 € 42.500,00, vermeerderd met kosten ten bedrage van € 4.043,80, aan [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] te betalen.
6.2.10.
Op 3 oktober 2012 heeft [eigenaar 2] aan de raadsvrouw van [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] geschreven dat hij het paard op 2 november 2011 aan [appellant] heeft verkocht en geleverd en dat hij om die reden niet meer aansprakelijk is voor alles wat na 2 november 2011 met betrekking tot het paard heeft plaatsgevonden. De raadsvrouw van [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] heeft [eigenaar 2] bij brief van 8 oktober 2012 verzocht om bewijs van voornoemde verkoop. Op deze brief heeft [eigenaar 2] niet gereageerd.
6.2.11.
Er heeft geen betaling aan [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] plaatsgevonden. Bij dagvaarding van 21 december 2012 hebben [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] [appellant] en [eigenaar 2] in rechte betrokken.
6.3.1.
Bij de inleidende dagvaarding van 21 december 2012 vorderden [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] :
  • een verklaring voor recht dat de overeenkomst door de buitengerechtelijke verklaring van 25 september 2012 is ontbonden, althans ontbinding van die overeenkomst wegens een aan [appellant] toerekenbare tekortkoming in de nakoming ervan;
  • veroordeling van [appellant] en [eigenaar 2] tot ongedaanmaking van de uitvoering van de verbintenis door terugbetaling van de totale aankoopsom van € 42.500,-- aan [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] , vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 28 februari 2012;
  • veroordeling van [appellant] en [eigenaar 2] tot betaling aan [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] van de veterinaire kosten van € 943,80, € 80,00 en € 361,50, de stallingskosten vanaf 3 augustus 2012 van € 500,00 per maand en de kosten van de hoefsmid van € 80,00 per keer dat het paard beslagen is, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de data waarop genoemde bedragen door [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] zijn betaald;
met veroordeling van [appellant] en [eigenaar 2] in de proceskosten.
6.3.2.
Bij tussenvonnis van 13 maart 2013 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast.
6.3.3.
In het tussenvonnis van 10 juli 2013 heeft de rechtbank geoordeeld dat de vorderingen jegens [eigenaar 2] niet toewijsbaar zijn. Voorts heeft de rechtbank [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] in dit tussenvonnis opgedragen te bewijzen dat zij het paard van [appellant] hebben gekocht, waarbij [eigenaar van dressuurstal] als gevolmachtigde is opgetreden.
6.3.4.
In het tussenvonnis van 24 juni 2015 heeft de rechtbank partijen, [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] als eerste, in de gelegenheid zich nader uit te laten over de bevindingen van de heer [dierenarts] bij de aankoop en de toentertijd al dan niet geconstateerde afwijking (aan een pees) van het paard, alsmede over de prognose van het paard als sportpaard.
6.3.5.
In het eindvonnis van 23 maart 2016 heeft de rechtbank:
  • de vordering tegen [eigenaar 2] afgewezen;
  • voor recht verklaard dat de overeenkomst door middel van de buitengerechtelijke verklaring van 25 september 2012 is ontbonden;
  • [appellant] veroordeeld om aan [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] € 43.805,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 42.500,-- met ingang van 1 oktober 2012;
  • [appellant] in de proceskosten veroordeeld;
  • het meer of anders gevorderde afgewezen.
6.4.
[geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] zijn niet in hoger beroep gekomen tegen de afwijzing van hun vorderingen voor zover gericht jegens [eigenaar 2] . In dit hoger beroep zijn uitsluitend nog de vorderingen van [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] tegen [appellant] aan de orde.
6.5.
[appellant] heeft in hoger beroep zeven grieven aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen van 24 juni 2015 en 23 maart 2016 en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] , voor zover gericht tegen [appellant] , met veroordeling van [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] in de proceskosten en veroordeling van [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] om aan [appellant] het bedrag terug te betalen dat [appellant] op grond van het vonnis van 23 maart 2016 aan [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] heeft voldaan.
6.6.
Ter beoordeling van het hoger beroep dient het hof te beschikken over een compleet procesdossier van het geding in eerste aanleg. Het ligt op de weg van [appellant] als appellant om een complete kopie van dat procesdossier over te leggen. [appellant] heeft in tweevoud een kopie van het procesdossier van het geding in eerste aanleg overgelegd. In die kopie ontbreken echter de navolgende stukken:
  • A. de (op blz. 1 van het tussenvonnis van 13 maart 2013 genoemde) conclusie van antwoord met producties;
  • B. de (op blz. 1 van het tussenvonnis van 24 juni 2015 genoemde) akte uitlating vonnis van 24 juli 2013;
  • C. de (op blz. 1 van het tussenvonnis van 24 juni 2015 genoemde) antwoordakte van 14 augustus 2013;
  • D. blz. 5 van het proces-verbaal van getuigenverhoor van 11 oktober 2013;
  • E. het (op blz. 1 van het tussenvonnis van 24 juni 2015 genoemde) proces-verbaal van getuigenverhoor in België van 13 mei 2014;
  • F. de (op blz. 1 van het tussenvonnis van 24 juni 2015 genoemde) conclusie na getuigenverhoor van [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] met een productie;
  • G. de conclusie na getuigenverhoor van [appellant] en [eigenaar 2] ;
  • H. de (op blz. 1 van het eindvonnis van 23 maart 2016 genoemde) akte van [appellant] en [eigenaar 2] ;
  • I. de (op blz. 1 van het eindvonnis van 23 maart 2016 genoemde) akte uitlating producties van [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] .
6.7.
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen, om [appellant] in de gelegenheid te stellen de ontbrekende stukken alsnog bij akte aan het hof over te leggen. De akte is uitsluitend voor dat doel bestemd. Een antwoordakte van [geintimeerde 1] en [geintimeerde 2] wordt niet verwacht.
6.8.
Het hof houdt elk verder oordeel aan.

7.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 20 februari 2018 voor een akte aan de zijde van [appellant] , waarbij [appellant] alsnog de hiervoor in rechtsoverweging 6.6 genoemde stukken in het geding moet brengen (een antwoordakte wordt niet verwacht);
het hof houdt elke verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, O.G.H. Milar en M.G.W.M. Stienissen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 februari 2018.
griffier rolraadsheer