ECLI:NL:GHSHE:2018:473
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Faillissement huurder en bestuursaansprakelijkheid in het kader van wanbetaling en verhaalsfrustratie
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep in een civiele procedure met betrekking tot de faillissement van de huurder en de vraag of de bestuurder van de huurder aansprakelijk kan worden gesteld voor de niet-betaling van huurpenningen. De appellant, eigenaar van een onroerende zaak, had de eerste en tweede verdieping verhuurd aan Kantoren [kantoren] B.V., die op 19 januari 2016 failliet werd verklaard. De appellant heeft de huurovereenkomst opgezegd op grond van de Faillissementswet. In eerste aanleg werd de vordering van de appellant tegen de bestuurder van de failliete vennootschap, [geïntimeerde], afgewezen wegens gebrek aan bewijs voor bestuurdersaansprakelijkheid.
In hoger beroep heeft de appellant zijn eis gewijzigd en vorderde hij betaling van een bedrag van € 152.000,00 aan contractuele boetes en € 203.375,10 aan achterstallige huurpenningen. Het hof heeft de grieven van de appellant gezamenlijk behandeld en geconcludeerd dat de verwijten die de appellant aan de [geïntimeerde] maakt, geen deugdelijke grondslag vormen voor persoonlijke aansprakelijkheid. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de [geïntimeerde] wist of had moeten weten dat Kantoren [kantoren] haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen, en dat de appellant niet voldoende onderbouwd had dat er sprake was van selectieve wanbetaling of verhaalsfrustratie. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vorderingen van de appellant af, waarbij hij ook werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.