In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, hebben de ouders van een 17-jarige minderjarige in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 juni 2018 aangevochten, waarbij hun kind onder toezicht was gesteld van de Gecertificeerde Instelling (GI). De ouders, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A.P.J. van den Biggelaar, verzochten om vernietiging van deze beschikking en afwijzing van de verzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming om hun kind onder toezicht te stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 oktober 2018, waarbij de ouders, de raad en de GI aanwezig waren. Het hof heeft de minderjarige in de gelegenheid gesteld zijn mening te geven, wat hij ook deed.
De ouders voerden aan dat hun kind, sinds hij een vaste baan heeft, zich positief ontwikkelt en dat er geen noodzaak meer is voor ondertoezichtstelling. De GI en de raad gaven aan dat de situatie van de minderjarige verbeterd is en dat een ondertoezichtstelling niet meer noodzakelijk is. Het hof oordeelde dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging meer is en vernietigde de ondertoezichtstelling met ingang van de datum van de beschikking. De ouders werden niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot afwijzing van de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat dit verzoek was ingetrokken. De beschikking is uitgesproken op 15 november 2018.