Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
5 Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 15 maart 2016;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen op 12 april 2016;
- de memorie van grieven van [appellante] van 21 juni 2016 met producties;
- de memorie van antwoord in het principaal appel tevens memorie van grieven in het incidenteel appel van [geïntimeerde] van 30 augustus 2016 met producties;
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel van [appellante] van 11 oktober 2016 met producties;
- de akte van [geïntimeerde] van 22 november 2016 met een productie;
- de antwoordakte van [appellante] van 17 januari 2017.
6.De gronden van het hoger beroep
7.De verdere beoordeling
- de kroon van boom 5 rondom met 20% in te korten;
- boom 6 te verwijderen dan wel in te korten tot minimaal één meter boven de spanband, welke aan de stam bevestigd is op enkele meters hoogte;
- de bomen 7 en 8 in te korten met ca. 100 cm;
- van de bomen 9 en 10 de (overhangende) takken met 100 cm in te korten;
- de bomen 11 en 12 met 500 cm in te korten;
primairdat de bomen 5 tot en met 12 in haar tuin geen onrechtmatige hinder veroorzaken.
Subsidiairberoept [appellante] zich op verjaring.
Meer subsidiairstelt [appellante] dat pas vanaf rond 16 januari 2013 sprake is van hinder en
nog meer subsidiairdat dit pas vanaf oktober 2001 het geval is. [geïntimeerde] heeft een en ander bestreden. De verschillende onderdelen van deze grief lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
subsidiaireverweren van [appellante] (beroep op verjaring en aanvang hinder) worden door haar onderbouwd met de stelling dat de bomen altijd goed zijn onderhouden. Ook indien dat juist zou zijn, betekent dat niet dat de vordering van [geïntimeerde] daarop zou stranden, terwijl uit het deskundigenbericht blijkt dat de voorgestelde snoeiwerkzaamheden niet alleen wenselijk zijn, maar ook noodzakelijk teneinde hinder en gevaarzetting te beëindigen.