Heropent het onderzoek.
Bepaalt dat het onderzoek zal worden
hervatter terechtzitting van
29 januari 2019te
15.00 uur(
aanbrengen bij MK8: verwachte behandelduur 60 minuten), om de klemmende redenen dat de zittingscapaciteit van het hof hervatting van het onderzoek binnen een maand na heden niet toelaat.
Bepaalt dat genoemde zitting een
voortgezette regiezittingbetreft, waarop geen inhoudelijke behandeling van de zaak zal plaatsvinden.
Beveelt de
oproepingvan verdachte tegen de dag en het tijdstip van de hierboven genoemde terechtzitting.
Beveelt de
kennisgevingvan de dag en het tijdstip van de hierboven genoemde terechtzitting aan de raadsman van verdachte, mr. A.A. Franken.
Beveelt de kennisgeving van de dag en het tijdstip van de hierboven genoemde terechtzitting aan de nabestaanden van slachtoffer.
Stelt de stukken, voor zover van belang, in handen van de
raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof ten einde:
A. De deskundige prof. dr. Jelicic een aanvullend rapport te laten opstellen ter (gemotiveerde) beantwoording van de navolgende vragen:
Hoe waarschijnlijk acht u het dat verdachte ruim 2,5 jaar na de medische oorzaak voor haar amnesie (zuurstoftekort) en ruim 1,5 jaar na het terugkrijgen van een gedeelte van haar herinneringen, geen verdere nieuwe herinneringen heeft teruggekregen? Kunt u uw antwoord zo mogelijk toelichten aan de hand van concrete voorbeelden?
Verandert de beantwoording van vraag 1 uw antwoord op vraag 6 in uw rapport van 6 maart 2017 ?
De deskundige W. Duijst een aanvullend rapport te laten opstellen ter beantwoording van de navolgende vragen, waarbij de deskundige dient uit te gaan van het scenario dat verdachte zich het letsel zelf heeft toegebracht:
1. In uw rapport van 1 september 2016 spreekt u over “
hesitation marks” en dat deze als typerend voor zelfbeschadiging worden beschouwd.
a. Kunt u in algemene zin beschrijven wat het begrip “
hesitation marks” inhoudt?
b. Is er in algemene zin iets te zeggen over “
hesitation marks” in relatie tot zelfdoding door middel van een scherp voorwerp in het algemeen en door middel van het steken met een scherp voorwerp in het bijzonder?
c. Wat betekent het indien deze “
hesitation marks” ontbreken bij een (poging tot) zelfdoding, zoals dit bij mevrouw [verdachte] het geval is?
d. Is er in algemene zin iets te zeggen over de frequentie van het ontbreken van “
hesitation marks” bij een (poging tot) zelfdoding door middel van een scherp voorwerp en door middel van steken met een scherp voorwerp in het bijzonder?
2. a. Of, dan wel in hoeverre kunt u de volgende stelling van de raadsman
onderschrijven: “
Gelet op de aard, de ernst en de omvang van de
verwondingen van mevrouw [verdachte] , in combinatie met het ontbreken van
“hesitation marks”, kan het niet anders zijn dan dat mevrouw [verdachte] niets
heeft gevoeld en/of gedacht op het moment dat zij zich dit zelf aandeed. Een
denkend, voelend mens is daartoe niet in staat.”
b. Indien naar uw mening mevrouw [verdachte] niets kan hebben gevoeld en/of gedacht op het moment dat zij zichzelf de verwondingen/letsels heeft toegebracht, kunt u dan aangeven welke factor(en) hierbij een rol zou(den) kunnen hebben gespeeld?
Een nieuw psychologisch en psychiatrisch onderzoek aangaande de geestvermogens van verdachte zal plaatsvinden, bij voorkeur uit te voeren door respectievelijk drs. B.I. van Toorn (psycholoog) en prof. dr. H.J.C. van Marle (psychiater), zulks ter beantwoording van de navolgende vragen.
Het hof geeft hierbij de deskundigen de opdracht om:
1. Bij hun onderzoek en de beantwoording van onderstaande vragen expliciet te betrekken de bevindingen over de aard, de ernst en de omvang van de verwondingen/letsels van verdachte, zoals vermeld in het rapport “Forensisch geneeskundig onderzoek mw. [verdachte] ” d.d. 1 september 2016, opgesteld door
W. Duijst (Forensisch arts KNMG). Daarbij dienen zij ervan uit te gaan dat verdachte zich de betreffende verwondingen/letsels zelf heeft toegebracht en wel nadat zij kort daarvoor haar partner had gestoken.
2. Expliciet te onderzoeken of verdachte ten tijde van het ten laste gelegde lijdende was aan dissociatie en hierbij tevens bij verdachte de daartoe betreffende testen af te nemen.
De door de deskundigen te beantwoorden vragen betreffen de volgende:
A. Vragen inzake dissociatie:
Kunt u omschrijven wat het begrip “(acute) dissociatie” inhoudt?
Kunt u omschrijven wat de oorzaken zijn voor het ontstaan van dissociatie?
In hoeverre heeft een persoon die lijdt aan (acute) dissociatie nog enig inzicht in de draagwijdte van zijn/haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan?
Beïnvloedt dissociatie de gedragskeuzen van een persoon en zo ja op welke wijze?
Mocht u vaststellen dat onderzochte lijdende was aan dissociatie, kunt u dan ook het aanvangsmoment hiervan (bij schatting) aangegeven?
Wilt u reageren op de volgende stelling van de raadsman: “
Gelet op de aard, de ernst en de omvang van de verwondingen van mevrouw [verdachte] , in combinatie met het ontbreken van “hesitation marks”, kan het niet anders zijn dan dat mevrouw [verdachte] niets heeft gevoeld en/of gedacht op het moment dat zij zich dit zelf aandeed. Een denkend, voelend mens is daartoe niet in staat.”
B. Vragen inzake de geestestoestand van verdachte:
Is de onderzochte lijdende aan een ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens in de ruimste zin van het woord (inclusief een eventuele eenmalige en/of korter durende verstoorde geestestoestand, in het bijzonder dissociatie) en zo ja, hoe is dit in diagnostische zin te omschrijven?
a. Hoe was dit ten tijde van het zichzelf toebrengen van het letsel?
b. Hoe was dit ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde?
c. Is er wel of geen onderscheid te maken in de geestestoestand van onderzochte
op voornoemde twee momenten, waarbij het hof opmerkt dat deze twee
momenten elkaar in een korte tijdsspanne hebben opgevolgd?
d. Is er een moment aan te wijzen dat de eventuele ziekelijke stoornis/gebrekkige
ontwikkeling van de geestesvermogens zich voor het eerst heeft aangediend en
zo ja welk moment?
3. Beïnvloedde de eventuele ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens de gedragskeuzen van onderzochte dan wel haar gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde (zodanig dat het ten laste gelegde daaruit verklaard kan worden)?
4. Zo ja, kan de deskundige dan gemotiveerd aangeven:
e. op welke manier dat gebeurde,
f. of onderzochte nog enig inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan had,
g. of dit leidt tot het advies om het ten laste gelegde in een verminderde mate dan wel in het geheel niet toe te rekenen, en
h. indien geadviseerd wordt om in een verminderde mate toe te rekenen, preciseer dit gedragskundig.
5. a. Wat is uw verwachting dat betrokkene, gelet op de hiervoor beschreven stoornis,
zal recidiveren?
b. Welke beschermende functies in de persoonlijkheid of het functioneren dienen
hierbij in ogenschouw te worden genomen?
c. Welke contextuele, situatieve of andere condities dienen hierbij in ogenschouw
te worden genomen?
d. Is er iets te zeggen over eventuele onderlinge beïnvloeding van deze factoren en
condities?
6. a. Welke aanbevelingen van gedragsdeskundige en van andere aard zijn te doen
voor interventies die het eventuele recidivegevaar kunnen beperken?
b. Binnen welk(e) juridisch(e) kader(s) zouden deze gerealiseerd kunnen worden?
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. S. Riemens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Tatters, griffier,
en op 13 november 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.