Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de rechthebbende, bijgestaan door mr. Van Rijsewijk;
- de bewindvoerder;
- de vader van de rechthebbende.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van het bewind over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende, die eerder onder bewind was gesteld vanwege psychiatrische problematiek en een verslaving aan khat, heeft verzocht om de opheffing van het bewind. Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende sinds zijn behandeling voor de verslaving en de stabilisatie van zijn psychische toestand in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. De rechthebbende heeft met succes een budgetcursus gevolgd en heeft een goed sociaal netwerk opgebouwd, waaronder zijn ouders, die hem kunnen ondersteunen na de opheffing van het bewind. De bewindvoerder heeft echter betoogd dat de rechthebbende nog niet in staat is om een gezonde financiële huishouding te voeren, maar het hof heeft deze argumenten niet overtuigend geacht. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant vernietigd en het verzoek van de rechthebbende tot opheffing van het bewind toegewezen, met ingang van 1 december 2018. De bewindvoerder moet de eindrekening en verantwoording afleggen aan de rechthebbende en aan het bewindsbureau van de rechtbank.