In deze zaak, uitgesproken op 8 november 2018 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.A.H.M. Albrecht, verzocht om het ontslag van de huidige bewindvoerder, [bewindvoerder], en de benoeming van een professionele bewindvoerder. De bewindvoerder, bijgestaan door mr. J.J. Geuze, verzocht om de appellant niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 september 2018, waarbij de kleinzoon van de rechthebbende namens de appellant optrad.
De zaak draait om de goederen van de rechthebbende, die onder bewind zijn gesteld. De appellant en de bewindvoerder zijn de enige nog in leven zijnde zoons van de rechthebbende, die in een zorginstelling verblijft. De appellant betoogde dat de bewindvoerder zijn taak niet naar behoren uitvoert en dat er belangenverstrengeling zou kunnen zijn bij de verkoop van de onroerende goederen van de rechthebbende. Het hof oordeelde dat de bewindvoerder zijn wettelijke taak onvoldoende uitoefent en dat er gewichtige redenen zijn om hem ontslag te verlenen. Het hof benoemde vervolgens een professionele bewindvoerder, mevrouw [professioneel bewindvoerder], om de belangen van de rechthebbende beter te behartigen.
De beslissing van het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank en verleent met ingang van 1 december 2018 ontslag aan de huidige bewindvoerder, terwijl een nieuwe professionele bewindvoerder wordt aangesteld. De kosten van de procedure worden niet aan de appellant opgelegd, aangezien de bewindvoerder in het ongelijk is gesteld.