In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder van de minderjarige [de minderjarige] tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin haar verzoek tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing van Bureau Jeugdzorg Limburg is afgewezen. De moeder verzocht om een contactregeling met haar dochter, waarbij zij minimaal twee keer per week contact wilde hebben. De GI voerde aan dat de moeder niet in staat was om de benodigde zorg en aandacht te bieden aan [de minderjarige], wat leidde tot een verzoek om de omgang te beperken tot eenmaal per week. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 september 2018 zijn zowel de moeder als vertegenwoordigers van de GI en de pleegouders gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks haar goede intenties, niet in staat is om de zorg voor [de minderjarige] adequaat te vervullen. De moeder heeft moeite om aan te sluiten bij de behoeften van haar dochter, wat leidt tot een belastende situatie voor [de minderjarige]. Het hof heeft de schriftelijke aanwijzing van de GI bekrachtigd en het verzoek van de moeder afgewezen, omdat uitbreiding van de contactmomenten niet in het belang van [de minderjarige] zou zijn. De beschikking van de rechtbank is daarmee bevestigd.