[appellant] stelt zich in de onderhavige procedure op het standpunt dat [geïntimeerde] niet gerechtigd is bloembakken of andere zaken op de inrit te plaatsen en evenmin om op de inrit auto’s of andere voertuigen te parkeren. Om die reden vorderde hij in eerste aanleg (verkort weergegeven):
1) [geïntimeerde] te gebieden – op verbeurte van een dwangsom bij overtreding – om binnen zeven dagen na betekening van het in de procedure te wijzen vonnis de op de inrit geplaatste betonnen bloembakken te verwijderen en verwijderd te houden;
2) [geïntimeerde] te gebieden – op verbeurte van een dwangsom bij overtreding – om na betekening van het in de procedure te wijzen vonnis de inrit geheel vrij te houden, waaronder wordt verstaan dat [geïntimeerde] niets op de inrit en/of de scheiding tussen de inrit en het bouwperceel van [appellant] mag plaatsen en daar ook geen beplanting mag aanbrengen;
3) [geïntimeerde] te verbieden – op verbeurte van een dwangsom bij overtreding – op de inrit auto’s of andere voertuigen (waaronder begrepen aanhangwagens) te parkeren of te stallen.
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van [appellant] en van zijn kant in reconventie gevorderd (verkort weergegeven):
1) voor recht te verklaren dat de ten behoeve van het bouwperceel met nummer [nummer 1] en ten laste van het perceel met nummer [nummer 2] gevestigde erfdienstbaarheid van inrit dient te worden uitgeoefend over een strook ter breedte van 4 meter, althans een zodanige breedte als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, zoals aangeduid op productie 5 bij conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie;
2) voor recht te verklaren dat het tussen partijen gesloten compromis, vastgelegd in het proces-verbaal van comparitie d.d. 6 april 2009 onverlet laat dat [geïntimeerde] en zijn echtgenote jegens [appellant] gerechtigd zijn tot uitoefening van hun eigendomsrecht en alle daaruit voortvloeiende dan wel daarmee verband houdende rechten, waaronder doch niet daartoe beperkt, de bepalingen in het burenrecht als bedoeld in artikel 5:37 BW e.v., behoudens wanneer zij daarbij geen redelijk belang hebben;
3) [appellant] te veroordelen – op verbeurte van een dwangsom bij overtreding – om binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis, alle bomen en struiken die zich op perceel met nummer [nummer 1] binnen 2 meter respectievelijk 0,5 meter tot de grens van het perceel met nummer [nummer 2] bevinden, te verwijderen en verwijderd te houden.