In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 oktober 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om exequatur van een buitenlands arbitraal vonnis. De verzoekster, gevestigd in Rusland, heeft een verzoek ingediend om erkenning en tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis. De zaak volgde op een tussenbeschikking van 19 juli 2018, waarin het hof de verzoekster in de gelegenheid stelde om het origineel of een authentiek afschrift van het arbitraal vonnis over te leggen, alsook een verklaring dat de overgelegde mailwisseling authentiek en compleet was. De verzoekster heeft hierop gereageerd met een akte en bijlagen, maar het hof heeft twijfels geuit over de authenticiteit van de overgelegde stukken.
Het hof heeft in zijn beoordeling aangegeven dat de verzoekster niet voldoende bewijs heeft geleverd om de originaliteit van de overgelegde documenten te staven. De griffier had eerder telefonisch bevestigd dat er een stuk in het dossier zat waarvan de verzoekster stelde dat het de originele uitspraak betrof, maar het hof kon niet vaststellen dat dit daadwerkelijk het geval was. De verzoekster heeft de gelegenheid gekregen om voor 1 januari 2019 de benodigde documenten in te dienen ter ondersteuning van haar verzoek. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden totdat de verzoekster aan deze voorwaarden heeft voldaan.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in procedures omtrent exequatur en de noodzaak voor partijen om de authenticiteit van documenten te kunnen aantonen, vooral in het geval van buitenlandse arbitrale vonnissen.