Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 5 juni 2018 waarbij het hof heeft bepaald dat partijen gelegenheid wordt geboden voor pleidooi. Bij dit tussenarrest is voorts een datum voor pleidooi bepaald;
- het pleidooi, waarbij mr. Ebbeng een pleitnota heeft overgelegd.
6.De beoordeling
[appellante]zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de subsidiaire vordering van [appellante] moet worden afgewezen. [appellante] stelt dat partijen op 12 februari 2013 een overeenkomst tot verdeling met elkaar hebben gesloten. De daarin overeengekomen goederenrechtelijke verdeling is niet tot stand gekomen en zal ook niet tot stand komen nu de bank niet bereid is [appellante] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan. In het convenant hebben partijen geen regeling opgenomen die ertoe leidt dat partijen alsnog tot een goederenrechtelijke verdeling komen als duidelijk is dat het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid niet kan worden verleend. Er is daarom sprake van een leemte in het convenant die op grond van artikel 6:248 lid 1 BW moet worden aangevuld met inachtneming van de eisen van redelijkheid en billijkheid. [appellante] heeft er belang bij dat na vier jaar de financiële en eigendomsbanden tussen partijen worden verbroken.
hofoverweegt als volgt.
[appellante]zich tegen het oordeel van de rechtbank dat [appellante] geen feiten en omstandigheden heeft gesteld die het onaanvaardbaar maken dat zij nog langer aan de met [geïntimeerde] gemaakte afspraken kan worden gehouden. [appellante] wenst niet langer in de onverdeeldheid te blijven. Indien [geïntimeerde] iets overkomt, zal [appellante] door de bank worden aangesproken. Ook heeft [geïntimeerde] zelf aangegeven dat het, na zijn pensionering, moeilijk zal worden om aan de verplichtingen jegens de bank te voldoen. [appellante] heeft een WWB-uitkering en kan zich geen aanvullende lasten, voortvloeiend uit de hoofdelijke aansprakelijkheid veroorloven. [appellante] wenst bovendien een lening aan te gaan om een kleine auto te kunnen kopen, maar die mogelijkheid heeft zij, als gevolg van de hoofdelijke aansprakelijkheid, nu niet.
hofoverweegt als volgt.