In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in een incident tot voeging ex artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De appellante, vertegenwoordigd door mr. M.J.M.G. van Gerwen, heeft verzocht om voeging van de onderhavige procedure met een reeds aanhangige procedure met zaaknummer 200.246.505/01. De appellante stelde dat er sprake was van verknochtheid, omdat beide procedures dezelfde partijen betroffen en over hetzelfde onderwerp gingen. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. T.J. Kreeftenberg, heeft geen bezwaar gemaakt tegen de gevraagde voeging.
Het hof heeft vastgesteld dat beide procedures betrekking hebben op hetzelfde tussenvonnis en dat er inderdaad sprake is van verknochtheid. Aangezien de geïntimeerde geen bezwaar heeft gemaakt, heeft het hof de incidentele vordering tot voeging toegewezen. Het hof heeft verder opgemerkt dat, ondanks de formele voeging, de vorderingen hun zelfstandigheid behouden, wat betekent dat partijen duidelijk moeten maken op welke procedure hun stukken betrekking hebben.
Wat betreft de proceskosten heeft het hof besloten deze te compenseren, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor memorie van grieven op 4 december 2018, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden. Het arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op dezelfde datum.