ECLI:NL:GHSHE:2018:4375

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
23 oktober 2018
Zaaknummer
200.247.229_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voeging ex artikel 222 Rv in hoger beroep met betrekking tot verknochtheid van procedures

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in een incident tot voeging ex artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De appellante, vertegenwoordigd door mr. M.J.M.G. van Gerwen, heeft verzocht om voeging van de onderhavige procedure met een reeds aanhangige procedure met zaaknummer 200.246.505/01. De appellante stelde dat er sprake was van verknochtheid, omdat beide procedures dezelfde partijen betroffen en over hetzelfde onderwerp gingen. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. T.J. Kreeftenberg, heeft geen bezwaar gemaakt tegen de gevraagde voeging.

Het hof heeft vastgesteld dat beide procedures betrekking hebben op hetzelfde tussenvonnis en dat er inderdaad sprake is van verknochtheid. Aangezien de geïntimeerde geen bezwaar heeft gemaakt, heeft het hof de incidentele vordering tot voeging toegewezen. Het hof heeft verder opgemerkt dat, ondanks de formele voeging, de vorderingen hun zelfstandigheid behouden, wat betekent dat partijen duidelijk moeten maken op welke procedure hun stukken betrekking hebben.

Wat betreft de proceskosten heeft het hof besloten deze te compenseren, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor memorie van grieven op 4 december 2018, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden. Het arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op dezelfde datum.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.247.229/01
arrest van 23 oktober 2018
gewezen in het incident tot voeging ex artikel 222 Rv
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante in de hoofdzaak, eiseres in het incident,
advocaat: mr. M.J.M.G. van Gerwen te 's-Hertogenbosch,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak, verweerder in het incident,
advocaat: mr. T.J. Kreeftenberg te Eindhoven,
op het bij exploot van dagvaarding van 1 oktober 2018 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 11 juli 2018, gewezen tussen appellante – [appellante] – als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en geïntimeerde – [geïntimeerde] – als gedaagde in conventie, eiser in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C03/224900 / HA ZA 16-496)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het vonnis van 5 september 2018 waarbij de rechtbank partijen verlof heeft verleend om tussentijds hoger beroep in te stellen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met incidentele conclusie toe voeging ex artikel 222 Rv;
  • het H2-formulier van [geïntimeerde] waarin hij laat weten geen bezwaar te maken tegen de gevraagde voeging.
Het hof heeft daarna een datum bepaald voor arrest in het incident.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
De vordering van [appellante] strekt tot voeging van de onderhavige procedure met de bij dit hof reeds aanhangige procedure met zaaknummer 200.246.505/01. Ter onderbouwing van haar vordering stelt [appellante] kort gezegd dat sprake is van verknochtheid omdat in beide procedures dezelfde partijen zijn betrokken en beide procedures handelen over hetzelfde onderwerp.
3.2.
[geïntimeerde] heeft geen bezwaar tegen voeging van de procedures.
3.3.
Het hof stelt vast dat beide procedures betrekking hebben op hetzelfde tussenvonnis en dat sprake is van verknochtheid. Nu verder [geïntimeerde] geen bezwaar heeft tegen de gevorderde voeging, zal de incidentele vordering tot voeging worden toegewezen.
Wellicht ten overvloede overweegt het hof dat de vorderingen, ondanks de formele voeging, hun zelfstandigheid behouden (HR 21 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2500). Dat betekent dat partijen door vermelding van de zaaknummers steeds duidelijk moeten maken op welke procedure hun memories en/of akten betrekking hebben.
3.4.
Omdat geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij kan worden beschouwd, zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In de hoofdzaak
3.5.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor memorie van grieven. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
beveelt de voeging van de onderhavige zaak met zaaknummer 200.247.229/01 met de bij dit hof aanhangige zaak met zaaknummer 200.246.505/01 tussen [geïntimeerde] als appellant en [appellante] als geïntimeerde;
compenseert de proceskosten van het incident tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 4 december 2018 voor memorie van grieven;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, O.G.H. Milar en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 oktober 2018.
griffier rolraadsheer