ECLI:NL:GHSHE:2018:4339
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kredietovereenkomst en ingebrekestelling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen [bank] naar aanleiding van een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een kredietovereenkomst die op 10 november 2006 is gesloten, waarbij een kredietlimiet van € 5.000 is overeengekomen. Door aanhoudende betalingsachterstanden heeft [bank] [appellant] in 2013 en 2014 meerdere keren in gebreke gesteld en het uitstaande saldo opgeëist. In eerste aanleg heeft de kantonrechter het subsidiair gevorderde bedrag toegewezen, maar [appellant] is in hoger beroep gegaan en heeft vijf grieven aangevoerd. Het hof heeft de grieven gezamenlijk behandeld en geconcludeerd dat de ingebrekestelling en de opeisingsbrief niet rechtsgeldig zijn verzonden. Het hof oordeelt dat [bank] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de verzending van de brieven en dat de grieven van [appellant] slagen. Het bestreden vonnis wordt vernietigd en het gevorderde door [bank] wordt afgewezen. [bank] wordt veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.