6.1In overweging 2. van het vonnis van 7 september 2016 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van de relevante feiten.
[appellante] c.s. zijn sedert 30 juni 2004 eigenaar van de woning aan de [weg] [A] te [plaats 1] , kadastraal bekend gemeente [plaats 1] sectie [sectie 1] nummer [nummer 1] .
De heer [geïntimeerde 1] is eigenaar van de woning aan de [weg] [B] te [plaats 1] , kadastraal bekend gemeente [plaats 1] sectie [sectie 1] nummer [nummer 2] en van het perceel [weg] [C] te [plaats 1] , kadastraal bekend gemeente [plaats 1] sectie [sectie 1] nummer [nummer 3] . [geïntimeerde 1] c.s. exploiteren ter plaatse een agrarisch bedrijf.
De woning van [appellante] c.s. ligt naast de inrit van het bedrijf van [geïntimeerde 1] c.s.. Op een deel van die inrit is ten behoeve van het perceel van [appellante] c.s. en ten laste van het perceel van [geïntimeerde 1] bij akte van 30 december 1986 een erfdienstbaarheid van weg gevestigd, gewijzigd bij akte van 22 juli 1998.
De gewijzigde erfdienstbaarheid is met een citaat uit de akte van levering van 22 juli 1998 opgenomen in de akte van levering 30 juni 2004 van de woning van [appellante] c.s. onder het hoofdstuk “
Erfdienstbaarheden, kwalitatieve bedingen en/of bijzondere verplichtingen” . Dit citaat luidt als volgt:
“Wijziging erfdienstbaarheid
De comparanten verklaarden dat bij akte op dertig december negentienhonderd zes en tachtig verleden voor [notaris] , destijds notaris ter standplaats [plaats 1] , overgeschreven ten hypotheekkantore te [plaats 2] op een en dertig december daarna in register [register] deel [deel] nummer [registernummer] , ten behoeve van perceel thans bekend als gemeente [plaats 1] sektie [sectie 1] nummer [nummer 4] -eigendom van verkoper- en ten laste van het perceel thans bekend als gemeente [plaats 1] sektie [sectie 1] nummer [nummer 3] -eigendom van koper- een erfdienstbaarheid van weg is gevestigd, woordelijk luidende:
“Vervolgens verklaarden de comparanten bij deze te vestigen als erfdienstbaarheid het recht van weg, ten laste van het hierbij verkochte onroerend goed sub III. en ten behoeve van het kadastrale perceel Gemeente [plaats 1] sektie [sectie 2] nummer [nummer 5] (eigendom van de na te noemen Heer [derde] ), uitsluitend om te komen van en te gaan naar de openbare weg, uit te oefenen op de minst bezwarende wijze, welk recht van weg de comparant sub 1. voornoemd, volgens zijn verklaring ten deze handelend als mondeling lasthebber van de heer [derde] , veehouder, wonende te [plaats 1] , [weg] [A] , verklaarde aan te nemen.”
Partijen verklaarden met betrekking tot vermelde aangehaalde erfdienstbaarheid als volgt:
Door de onderhavige levering van het verkochte is de erfdienstbaarheid voor het gedeelte van het heersend erf dat eigendom is geworden van de eigenaar van het dienend erf door vermenging tenietgegaan.
Het gedeelte van de weg waarop de erfdienstbaarheid blijft rusten is dat deel dat vanaf de [weg] loopt tot aan het einde van het perceelsgedeelte dat verkoper in eigendom behoudt en zal [door] de eigenaar van het heersend erf zodanig gebruikt mogen worden dat de woning op het heersend erf vanaf de zijkant voor auto’s bereikbaar blijft.
De erfdienstbaarheid zal niet mogen worden belemmerd en derhalve voor het heersend en dienend erf vrij toegankelijk en vrij van obstakels dienen te zijn.”
Tussen partijen bestaat onenigheid over het gebruik en de reikwijdte van genoemde erfdienstbaarheid. Dit heeft tot verschillende incidenten tussen hen geleid.