ECLI:NL:GHSHE:2018:4310

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 oktober 2018
Publicatiedatum
18 oktober 2018
Zaaknummer
200.149.647_01 en 200.149.655_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van ontbonden huwelijksgemeenschap en alimentatiekwesties in hoger beroep

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over de verdeling van een ontbonden huwelijksgemeenschap. De zaak is aanhangig gemaakt door de vrouw, die in principaal appel optreedt, en de man, die in incidenteel appel gaat. De procedure volgt op eerdere beschikkingen van het hof van 22 september 2016, 15 december 2016 en 20 april 2017. De vrouw en de man zijn in geschil over verschillende financiële aspecten, waaronder gebruiksvergoeding, partner- en kinderalimentatie, waardering van aandelen, rekening-courant schuld, hypotheekrente, vergoedingsrecht en de afstorting van in eigen beheer opgebouwde pensioenaanspraken.

De beschikking van 20 april 2017 had betrekking op een bezwaar van de man tegen de hoogte van een voorschot voor deskundigenkosten, dat door het hof ongegrond werd verklaard. De man heeft vervolgens een omvangrijke reactie gegeven op het rapport van de deskundige, wat heeft geleid tot een verzoek om een aanvullend voorschot van € 5.250,--. Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen, waarbij de vrouw stelt dat de kosten voor het aanvullend voorschot volledig voor rekening van de man moeten komen, terwijl de man bezwaar maakt tegen de hoogte van het voorschot en stelt niet in staat te zijn om dit te betalen.

Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat het verzoek om het aanvullende voorschot gerechtvaardigd is, gezien de omvang van de reactie van de man en de noodzaak voor de deskundige om deze te bestuderen. Het hof heeft bepaald dat het aanvullend voorschot van € 5.250,-- door de man moet worden voldaan, en heeft de zaak aangehouden in afwachting van het deskundigenbericht. De beslissing is op 18 oktober 2018 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 18 oktober 2018
Zaaknummers: 200.149.647/01 en 200.149.655/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/261067/ FA RK 13-1644
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te
[woonplaats] ,
appellante in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel
,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. C.C.J. Aarts,
tegen
[de man],
wonende te
[woonplaats] ,
verweerder in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. B. du Fossé.
als vervolg op de door het hof gegeven beschikkingen van 22 september 2016, 15 december 2016 en 20 april 2017.

13.De beschikking van 20 april 2017

Bij beschikking van 20 april 2017 heeft het hof het bezwaar van de man tegen de hoogte van het voorschot van € 9.250,-- (inclusief BTW) als nader omschreven in het dictum van de beschikking van 15 december 2016 ongegrond verklaard en het voorschot op de kosten van de deskundige bepaald op het door de deskundige begrote bedrag van € 9.250,-- (inclusief BTW). Voorts is iedere verdere beslissing aangehouden.

14.Het verdere verloop van de procedure en de verdere beoordeling

14.1.
Partijen hebben het voorschot op de in de beschikking van 15 december 2016 aangegeven wijze voldaan.
14.2.
De
deskundigeheeft bij brief van 19 april 2018 aan de griffier van het hof bericht dat hij een aanvullend voorschot van € 5.250,-- verzoekt.
In dit verband heeft de deskundige – kort samengevat – het volgende aangevoerd. De man heeft een omvangrijke reactie op het door de deskundige opgestelde conceptrapport toegezonden. Deze reactie beslaat ongeveer 80 pagina’s met opmerkingen ten aanzien van de pensioenberekeningen en de financiële gevolgen. Dat betekent dat zowel de door de deskundige ingeschakelde pensioenadviseur als de deskundige zelf kennis moeten nemen van de reactie van de man en dat in de uitwerking en formulering van hun reactie daarop onderling overleg noodzakelijk zal zijn.
14.3.
Op 24 april 2018 heeft de griffier van het hof partijen bericht dat de deskundige om een aanvullend voorschot van € 5.250,-- heeft verzocht. De griffier heeft partijen in de gelegenheid gesteld binnen een termijn van veertien dagen te reageren op het verzoek tot verhoging van het voorschot.
14.4.
Mr. Du Fosséheeft bij brief van 7 mei 2018 gereageerd en namens de
manbezwaar gemaakt tegen het gevraagde aanvullend voorschot. Zij voert het volgende aan. De deskundige vraagt om een aanvullend voorschot voor een reactie op het rapport van de man.
Van een inhoudelijke reactie van de man, van 80 pagina’s is echter geen sprake. De reactie van de man behelst vele bijlagen die reeds bekend zijn bij de deskundige. Het rapport van de deskundige is ondeugdelijk en daarom zag de man zich genoodzaakt zelf deskundigen in te schakelen.
De werkzaamheden gemoeid met de beantwoording van de onderzoeksvragen zijn beperkt in omvang. Daarom zijn ook tegen het eerste voorschot al bezwaren aangevoerd. De deskundige heeft daarbij excessief tijd geschreven.
Om deze twee redenen (ondeugdelijkheid van het rapport en buitensporig tijd schrijven) moet het verzoek om een aanvullend voorschot worden afgewezen. De reactie op het rapport van de man kan plaatsvinden binnen het budget van het betaalde voorschot.
Ten slotte is de man niet in staat om een aanvullend voorschot te betalen.
14.5.
Mr. Aartsheeft bij brief van 22 mei 2018 gereageerd en namens de
vrouwhet volgende kenbaar gemaakt. De deskundige ziet zich door het grote aantal nieuwe stukken genoodzaakt een aanvullend voorschot te verzoeken. Met geen enkel nader uitstel of enige andere vertraging aangaande het deskundigenonderzoek wordt echter akkoord gegaan. Voor zover er een aanvullend voorschot bepaald wordt, dan is de vrouw van mening dat dit voorschot volledig voor rekening van de man dient te komen. De man veroorzaakt alle kosten.
14.6.
Op verzoek van het hof heeft de
deskundigehierop bij brief van 28 juni 2018 gereageerd. Hij benadrukt daarin nogmaals dat de reactie van de man omvangrijk is (ongeveer 80 pagina’s); dat daarin zowel opmerkingen worden gemaakt ten aanzien van de pensioenberekeningen als de financiële aspecten; dat dit betekent dat zowel mr. [pensioendeskundige] (de door de deskundige ingeschakelde pensioenadviseur) als de deskundige zelf kennis moeten nemen van de reactie van de man; en dat in de uitwerking en formulering van de reactie op de man onderling overleg tussen deskundige en adviseur noodzakelijk zal zijn. Dit is temeer nodig nu de man als reactie op het concept-rapport een contra-expertise inbrengt. Het verzochte aanvullende voorschot betreft, aldus de deskundige, een ruwe schatting. De werkelijke kosten kunnen hoger dan wel lager uitvallen.
14.7.
Het
hofoordeelt als volgt.
Het hof begrijpt het verzoek van de deskundige aldus dat hij vraagt om een aanvullend voorschot voor een reactie op het rapport van de man. Zo begrijpen partijen het verzoek ook. Op het eerste voorschot is al beslist bij beschikking van 20 april 2017 en tegen de hoogte van dat voorschot zijn ook geen (nieuwe) bezwaren aangevoerd. Vast staat dat de man een omvangrijke reactie heeft gegeven op het rapport van de deskundige. De reactie was zo omvangrijk dat deze naar eigen zeggen van de man niet gemaild kon worden naar de deskundige, maar deze per post moest worden verzonden (reactie man, p. 1, derde alinea). Weliswaar stelt de man dat van een inhoudelijke reactie “van 80 pagina’s” geen sprake is, maar wat de omvang van het inhoudelijk gedeelte van zijn reactie dan wél is, laat hij in het midden. De omstandigheid dat de bijlagen al bij de deskundige bekend zijn, betekent geenszins dat deze, in het licht van de reactie van de man, niet opnieuw danwel nader bestudeerd behoeven te worden. De reden om de bijlagen mee te sturen moet voor de man toch zijn geweest dat deze dienen ter (nadere) ondersteuning van zijn reactie. Als de bijlagen daarvoor niet van belang waren, had hij er net zo goed van kunnen afzien deze (nota bene, per post, in plaats van per e-mail) te verzenden. Een andere verklaring voor het meesturen van de bijlagen heeft de man niet gegeven.
Voorts is genoegzaam gebleken dat niet alleen de deskundige zelf, maar ook de door hem ingeschakelde pensioenadviseur zal moeten kennisnemen van de reactie van de man en vervolgens nader overleg tussen beiden, de deskundige en de pensioenadviseur, moet plaatsvinden. De reactie van de man is voorts onderbouwd met een contra-expertise van een door de man zelf ingeschakelde eigen deskundige ( [deskundige 1] B.V.), die bij de man een bedrag heeft gedeclareerd van € 2.241,53 voor 9,5 uur “werkzaamheden inzake pensioenberekeningen” (prod. 3 bij de brief van de man van 7 mei 2018). Ook in dat licht, (i) het betreft een contra-expertise, waarvan de deskundige de bevestiging of ontkenning moet beoordelen en (ii) het aantal uren dat [deskundige 1] in rekening heeft gebracht (9,5 uur) duidt niet op beperktheid of eenvoudigheid van de onderzoeksvragen, komt het hof het verzochte voorschot als redelijk voor. [deskundige 1] heeft voor zijn/haar rapport ook al een bedrag van € 2.241,53 in rekening gebracht, terwijl [deskundige 1] daarbij niet of niet noodzakelijkerwijs hoeft te voldoen (of heeft voldaan) aan alle eisen waaraan een door de rechter benoemde deskundige moet voldoen (en is ook in andere opzichten daarmee niet vergelijkbaar). De hoogte van [deskundige 1] ’ declaratie kan dan ook niet gelden als maatstaf voor de hoogte van het aanvullend voorschot. Bij dit alles zij nog benadrukt dat, zoals de deskundige ook heeft aangevoerd, het voorschot een schatting betreft, waarbij de uiteindelijke kosten ook lager kunnen uitvallen. Tegen de declaratie mogen partijen uiteindelijk ook nog bezwaar maken. Dat de man niet in staat zou zijn om een aanvullend voorschot te betalen, heeft de man op geen enkele wijze onderbouwd, zodat die stelling niet opgaat.
Het bezwaar van de vrouw tegen het aanvullende voorschot, omdat dit zal leiden tot, samengevat, verder uitstel, zal worden verworpen. Het hof acht het noodzakelijk dat de deskundige nog inhoudelijk reageert op de reactie van de man (waarvoor het aanvullende voorschot wordt verzocht) en dat brengt onvermijdelijk mee dat het hof pas op een later tijdstip haar eindbeschikking kan geven.
Overeenkomstig het verzoek van de deskundige – en derhalve uitgaande van het afdragen van btw in Nederland – zal het hof dan ook het aanvullend voorschot bepalen op € 5.250,-- inclusief btw. Gelet op de uitvoerige reactie van de man, die te typeren valt als een contra-expertise, zal het hof het aanvullend voorschot voorshands geheel ten laste van de man brengen.

15.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
bepaalt dat voor de kosten van de deskundige een aanvullend voorschot dient te worden voldaan van € 5.250,--, inclusief btw;
bepaalt dat de man genoemd voorschot van € 5.250,-- zal voldoen na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
bepaalt dat de deskundige het onderzoek verder zal voortzetten nadat de griffier heeft bericht dat het aanvullend voorschot is ontvangen;
verzoekt de deskundige, indien de kosten het aanvullend voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend deskundigenbericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd nader op twee maanden;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal toezenden;
houdt de zaak aan tot 20 december 2018 PRO FORMA in afwachting van het deskundigenbericht;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.J. Vossestein, M.J. van Laarhoven en P.P.M. van Reijsen, bijgestaan door de griffier, en is op 18 oktober 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.