ECLI:NL:GHSHE:2018:4268

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 oktober 2018
Publicatiedatum
16 oktober 2018
Zaaknummer
200.205.330_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekenbare tekortkoming in telecomovereenkomst en gevolgen voor schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante], de rechtsopvolgster van [de vader van appellante], tegen de besloten vennootschap [geïntimeerde], een telecomaanbieder. De zaak betreft een geschil over een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een telecomovereenkomst. [de vader van appellante] had sinds 28 maart 2007 een overeenkomst met [geïntimeerde] voor de levering van een analoge telefoonlijnverbinding. Op 24 juli 2014 werd deze aansluiting zonder zijn medeweten overgenomen door een andere aanbieder, Tele2, wat leidde tot een periode waarin [de vader van appellante] niet bereikbaar was. [appellante] vorderde in eerste aanleg schadevergoeding voor de materiële en immateriële schade die voortvloeide uit deze situatie. De kantonrechter wees de vordering af, oordelend dat de beëindiging van de aansluiting niet door [geïntimeerde] was bewerkstelligd. In hoger beroep heeft [appellante] zeven grieven aangevoerd, waarbij zij betoogde dat [geïntimeerde] toerekenbaar tekort was geschoten in haar verplichtingen. Het hof oordeelde dat de tekortkoming niet aan [geïntimeerde] kon worden toegerekend, omdat de afsluiting van de telefoonlijn het gevolg was van de handelingen van Tele2 en KPN, en niet van [geïntimeerde]. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vordering van [appellante] af, waarbij het ook de proceskosten voor haar rekening stelde.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.205.330/01
(zaaknummer rechtbank Oost-Brabant, sector kanton, locatie Eindhoven 4259362 CV EXPL 15-7412)
arrest van 16 oktober 2018
in de zaak van
[appellante] , rechtsopvolgster onder algemene titel van [de vader van appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
rechtsopvolgster van eiser in eerste aanleg,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. H. Frites,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[de vennootschap],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. N.J. Linssen,
op het bij exploot van dagvaarding van 10 augustus 2016 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 12 mei 2016 verbeterd bij herstelvonnis van 23 mei 2016 door de rechtbank Oost-Brabant, sector kanton, locatie Eindhoven, gewezen tussen [de vader van appellante] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde. [de vader van appellante] is overleden op [datum overlijden] 2015. Het hoger beroep is ingesteld door [appellante] . Het hof gaat er met [geïntimeerde] vanuit dat de procedure is voortgezet door [appellante] als rechtsopvolger onder algemene titel van [de vader van appellante] .

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 24 september 2015 en 12 mei 2016 verbeterd bij herstelvonnis van 23 mei 2016 die de kantonrechter (rechtbank Oost-Brabant, sector kanton, locatie Eindhoven) heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 10 augustus 2016 (met producties),
- de memorie van grieven (met productie),
- de memorie van antwoord (met productie).
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de navolgende feiten:
3.2
[appellante] is de dochter van [de vader van appellante] .
3.3
[geïntimeerde] is een telecomaanbieder en biedt (uitsluitend) vaste telefonie aan en maakt daarbij gebruik van Wholesale Line Rental (hierna: WLR). WLR maakt het mogelijk voor consumenten om niet alleen voor hun uitgaande telefoongesprekken een alternatieve telecomaanbieder te kiezen (de carrier (pre) select of CPS-dienst), maar ook om voor het abonnement over te stappen op deze aanbieders. Deze alternatieve aanbieders hebben geen eigen netwerk en maken (virtueel) gebruik van het aansluitnetwerk van KPN.
3.4
Op 28 maart 2007 heeft [geïntimeerde] met [de vader van appellante] een overeenkomst gesloten voor de levering van een analoge telefoonlijnverbinding op het adres van [de vader van appellante] over een vaste lijn met telefoonnummer [telefoonnummer] .
3.5
[de vader van appellante] beschikte over een personenalarmering die op de vaste telefoonlijn is aangesloten.
3.6
Op 28 juli 2014 belt [appellante] met [geïntimeerde] dat [de vader van appellante] niet meer kan bellen. Na onderzoek blijkt dat een andere telecomaanbieder (Tele2) op 24 juli 2014 de aansluiting op verzoek van ene [derde] op het adres van [de vader van appellante] heeft overgenomen.
3.7
Bij brief van 6 augustus 2014 laat [geïntimeerde] weten dat [de vader van appellante] vanaf 8 augustus 2014 weer aangesloten zal zijn bij [geïntimeerde] . Op 8 augustus (volgens [geïntimeerde] ) althans 11 augustus 2014 (volgens [appellante] ) was de aansluiting van [de vader van appellante] weer hersteld. Op 11 augustus 2014 kon [de vader van appellante] in elk geval weer via de aansluiting van [geïntimeerde] bellen en gebeld worden.
3.8
Bij brief van 19 augustus 2014 verzoekt [appellante] namens haar vader, [de vader van appellante] , van [geïntimeerde] een vergoeding voor de kosten voor juridische hulpverlening ad € 717,85.
3.9
Bij brief van 21 augustus 2014 heeft [geïntimeerde] zich op het standpunt gesteld niet aansprakelijk te zijn voor de gemaakte kosten.
3.1
[de vader van appellante] is op [datum overlijden] 2015 overleden.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
[de vader van appellante] heeft in eerste aanleg – samengevat – gevorderd na vermindering en vermeerdering van eis ten laste van [geïntimeerde] ,
primair
- een veroordeling tot betaling van € 8.331,14 dan wel een door de kantonrechter naar redelijkheid en billijkheid te bepalen bedrag, een en ander plus rente, als vergoeding voor materiële schade en buitengerechtelijke rechtsbijstand;
- een veroordeling tot betaling van een door de kantonrechter te schatten bedrag
, primairvan minstens € 1.000,=
subsidiaireen in redelijkheid en billijkheid te bepalen bedrag,
meer subsidiaireen bedrag van € 15.000,= , alles plus rente, als vergoeding voor immateriële schade
subsidiair
- een zodanige beslissing te nemen als de kantonrechter zal menen te behoren;
een en ander bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en met een veroordeling in de proceskosten en de nakosten.
4.2
[de vader van appellante] heeft daartoe – samengevat – aangevoerd dat hij sinds 28 maart 2007 een abonnement voor vaste telefoon heeft bij [geïntimeerde] . De telefoonaansluiting die op grond van dit abonnement onderhouden werd, is op 24 juli 2014 verbroken - dus beëindigd -, hoewel van wanbetaling of een andere wanprestatie zijnerzijds geen sprake was. De aansluiting bleek overgezet te zijn naar Tele2. Dit was rampzalig omdat hij als alleenwonende hoogbejaarde niet zonder de personenalarmering kan die via die telefoonaansluiting ingesteld is. Hij heeft veel moeite gedaan die verbreking ongedaan te laten maken. De verbinding is pas op 11 augustus 2014 hersteld. [geïntimeerde] heeft wanprestatie gepleegd en is aansprakelijk voor de schade, in het bijzonder voor de kosten van juridische bijstand waarvan hij gebruik heeft moeten maken. Daarnaast maakt hij aanspraak op een vergoeding wegens immateriële schade die eveneens het gevolg hiervan is.
4.3
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd. Voor zover relevant wordt op de stellingen van [geïntimeerde] in hoger beroep nader ingegaan.
4.4
De kantonrechter heeft bij vonnis van 12 mei 2016, verbeterd bij vonnis van 23 mei 2016, de vordering van [appellante] afgewezen. De kantonrechter heeft daartoe overwogen dat de verbreking of beëindiging van de aansluiting niet door [geïntimeerde] bewerkstelligd is, zodat van een tekortkoming van [geïntimeerde] geen sprake is.

5.De motivering van de beslissing in hoger beroep

5.1
[appellante] heeft tegen de bestreden vonnissen zeven grieven aangevoerd. [appellante] vordert in het hoger beroep – samengevat – vernietiging van de vonnissen van 12 mei 2016 en 23 mei 2016 en toewijzing van een vergoeding van € 8.331,14 dan wel een door het gerechtshof naar redelijkheid en billijkheid te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente wegens buitengerechtelijke rechtsbijstand en als vergoeding voor immateriële schade een door het gerechtshof te begroten c.q. te schatten bedrag.
5.2
De grieven I, II, III en IV klagen in de kern dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen en stelselmatig zorgvuldigheidsnormen heeft geschonden. [geïntimeerde] had voor de omzetting naar Tele2 de NAW-gegevens dienen te controleren, althans de wilsuiting van [de vader van appellante] dat hij wilde overstappen moeten opvragen of verifiëren.
5.3
[geïntimeerde] heeft zich onder andere verweerd met de stelling dat [appellante] met haar grieven de grondslag van de vordering heeft verruimd en daarmee buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden. Dit verweer faalt. Het hoger beroep kan er mede toe dienen om in de procedure in eerste aanleg gemaakte misslagen te herstellen. De grieven kunnen dus in de beoordeling worden betrokken.
5.4
De vordering van [appellante] is gericht op vergoeding van schade. De schade betreft materiële schade (wegens gemaakte kosten voor rechtsbijstand) en immateriële schade. Voor zover [appellante] immateriële schadevergoeding vordert voor haarzelf, haar familie en andere naasten is deze niet toewijsbaar. Ten eerste treedt [appellante] in deze procedure op in de hoedanigheid van rechtsopvolger van [de vader van appellante] . Zij is dus geen materiële procespartij. Bovendien levert de in dit kader aan [geïntimeerde] verweten gedraging, te weten de mededeling van [geïntimeerde] dat [de vader van appellante] zelf de aanvragen zou hebben ingediend, geen aantasting van de eer of goede naam of anderszins in de persoon van [de vader van appellante] op in de zin van art. 6:106 lid 1 aanhef en onder b respectievelijk c BW, zodat dit deel van de vordering (immateriële schadevergoeding ten behoeve van [de vader van appellante] of [appellante] ) ook op inhoudelijke gronden wordt afgewezen.
5.5
De grondslag van de vordering is een toerekenbare tekortkoming van [geïntimeerde] . [de vader van appellante] had sinds 28 maart 2007 een overeenkomst met [geïntimeerde] voor de levering van een vaste telefoonlijnverbinding. [appellante] heeft aangevoerd dat [de vader van appellante] tussen 24 juli 2014 en 8 augustus, althans 11 augustus 2011 was afgesloten van de vaste telefoonlijnverbinding, waardoor [de vader van appellante] niet kon bellen of gebeld kon worden. [geïntimeerde] heeft dit niet betwist. Het hof is van oordeel dat nu [de vader van appellante] geen gebruik kon maken van zijn vaste telefoonlijnverbinding [geïntimeerde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst.
5.6
De vordering tot schadevergoeding kan enkel worden toegewezen indien de tekortkoming [geïntimeerde] kan worden toegerekend. Op grond van art. 6:75 BW kan een tekortkoming de schuldenaar niet worden toegerekend, indien zij niet is te wijten aan zijn schuld, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Er is dan sprake van overmacht. Kort gezegd, indien de afsluiting van de vaste telefoonlijnverbinding niet te wijten is aan de schuld van [geïntimeerde] dient te worden bezien of de tekortkoming krachtens de wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van [geïntimeerde] komt. Op [geïntimeerde] als de partij die zich op overmacht beroept, rust de plicht om voldoende feiten te stellen waaruit volgt dat de tekortkoming haar niet kan worden toegerekend.
5.7
Het hof stelt voorop dat er over de omzetting van de telefoonlijnverbinding naar Tele2 vóór de omzetting geen contact is geweest tussen [geïntimeerde] en [de vader van appellante] , dan wel [appellante] . [geïntimeerde] heeft – onbetwist – over de feitelijke afsluiting van de vaste telefoonlijnverbinding het volgende gesteld. Tele2 heeft een verzoek ontvangen tot het leveren van internet en bellen op het adres van [de vader van appellante] . Tele2 heeft vervolgens aan KPN de opdracht gegeven om het telefoonnummer van [geïntimeerde] naar Tele2 om te zetten. KPN heeft daarbij de analoge aansluiting moeten opheffen en de aansluiting een digitaal signaal moeten geven om internet mogelijk te maken. Het is dus KPN die in opdracht van Tele2 de levering van telefoniediensten door [geïntimeerde] aan [appellante] stop heeft gezet. Het hof acht het dan ook niet aan de schuld van [geïntimeerde] te wijten dat [de vader van appellante] van zijn vaste telefoonlijnverbinding is afgesloten.
5.8
Voor de vraag of de tekortkoming op grond van de verkeersopvattingen aan [geïntimeerde] moet worden toegerekend, neemt het hof het volgende in aanmerking. De marktpartijen zijn onder regie van de Autoriteit Consument en Markt (hierna; ook ACM, voorheen OPTA) maatregelen overeengekomen ter verbetering van het WLR-proces. Deze maatregelen zijn vastgelegd in een zogeheten Definitief voorstel OPTA n.a.v. bijeenkomst van 21 juni 2007. Bij brief van 5 juli 2007 heeft OPTA aan marktpartijen meegedeeld dat zij er op vertrouwt dat alle partijen de maatregelen zoals opgenomen in het definitieve voorstel gaan implementeren (zie prod. 7 bij conclusie van antwoord).
Voor zover hier van belang luiden die maatregelen:
“1. Voorkomen ontstaan verwarring
(…)
b. Duidelijke en vastgelegde wilsuiting:
  • Uit het totaalbeeld van brief en voicelog dient te blijken dat de klant een contract aangaat met de nieuwe Telco en de klant tevens toestemming geeft om namens hem het contract met de latende partij (oude Telco) op te zeggen
  • Voor de klant dient duidelijk te zijn dat de contract situatie verandert en dat daarvoor toestemming van de klant vereist is.
  • Volgens de OPTA kan dit tot uiting komen door in de voicelog de term ‘overnemen’ te hanteren, gevolgd door een akkoord van de klant.
(…)
d. Tijdens de looptijd van de order tot aan het handover moment ligt het primaat van het klantcontact (ten aanzien van de WLR order) bij de nieuwe WLR-partij.
(…)
e. De latende Telco (veelal KPN retail) dient zich tot en met de hand over datum van de WLR order te onthouden van klantcontact. Concreet betekent dit onder meer:
- Niet actief telefonisch benaderen van de klant.
- Laten vervallen van de CPS afscheidsbrief.
- Aanpassen van de tekst in de WLR afscheidsbrief (zie Bijlage 2).
- Verzending van de WLR afscheidsbrief na uitvoering (=na handover).
- Indien de klant zelf KPN benadert met vragen/opmerkingen, dan wordt deze zoveel mogelijk door verwezen naar de WLR-partij (zie stap 2)
2. Omgaan met klantreacties en klachten
a. Uitgangspunt is dat primaat van het klantcontact bij de nieuwe Telco (WLR-partij) ligt.
(…)
c. In die gevallen waarin de klant zich desondanks toch tot de latende Telco (veelal KPN retail) wendt:
- De latende Telco zal de klant (zowel voor klantreacties als klachten) door verwijzen naar de nieuwe Telco (WLR partij) en verschaft het telefoonnummer van diens helpdesk.
(…)
d. De WLR partij heeft dus het primaat bij het onderzoeken en afhandelen van de klacht:
(…)
e. Indien de klacht betrekking heeft op een reeds uitgevoerde order (d.w.z. na het handover moment), dan:
- Geldt dezelfde bovenstaande klachtenprocedure voor Telco en KPN.
- Indien de klacht gegrond is dan wel dat er coulance betracht wordt, kan de order niet meer geannuleerd worden (stap 3), maar dient een terugzetting van de WLR klant plaats te vinden (stap 4).
f. Indien een klant zich hierna nogmaals bij de 'oude' Telco (thans veelal KPN) meldt, omdat hij van mening is dat zijn klacht niet juist is afgehandeld dan kan deze ‘oude Telco’ een wilsuiting bij de desbetreffende ‘nieuwe' Telco opvragen.
(…)
3. Annuleren van orders

Van annuleren van orders kan slechts sprake zijn van orders die nog niet uitgevoerd zijn (d.w.z voor de handover datum). Het betreft:
- Orders die binnen de reguliere termijn vallen.
- Orders die 'on hold zijn gezet.
Annulering van orders worden ingediend door de WLR-partij, bijv. om navolgende redenen:
  • Klant heeft aan WLR partij aangegeven toch niet te willen overstappen, WLR partij gaat hiermee akkoord
  • Als gevolg van een afgehandelde klacht.
• KPN voert vervolgens het verzoek van de WLR-partij tot annulering uit en maakt de order ongedaan.
4 Terugzetten van WLR klanten
  • Reeds uitgevoerde orders (d.w.z. na de handover datum) kunnen niet meer geannuleerd worden, want de klant belt reeds via de nieuwe aanbieder (WLR partij).
  • Het terugzetten van deze klanten kan alleen plaatsvinden door het plaatsen van een nieuwe order hiertoe (herstelorder).
  • Herstelorders worden ingediend door de WLR partij, bijv.:
-
Als gevolg van een afgehandelde klacht dan wel betrachte coulance.

Herstelorders leiden voor beide partijen tot acties, o.a.:
- KPN voert opnieuw het abonnement op.
- De WLR-partij beëindigt het abonnement.
- Beide partijen borgen dat terugkeerproces van EG soepel verloopt. N.b. indien de stappen 1 t/m 3 goed worden doorlopen, zal het aantal terugzettingen beperkt moeten zijn.”
5.9
Het hof kent gewicht toe aan deze in samenwerking met de toezichthouder in de branche vastgestelde afspraken. Zoals volgt uit deze maatregelen is het de oude aanbieder niet toegestaan om contact op te nemen met zijn (voormalige) klant. De nieuwe aanbieder heeft voorrang bij het klantcontact. In geval van een klacht geldt dat de nieuwe aanbieder de klacht moet afwikkelen. Indien de klant zich wendt tot de oude aanbieder, dan moet de oude aanbieder de klant doorverwijzen naar de nieuwe aanbieder. De verantwoordelijkheid voor de (controle van de) juistheid van de wilsuiting om over te stappen ligt dan ook bij de nieuwe aanbieder (in dit geval Tele2). Dat geldt ook in geval van klachten na de handover, dat wil zeggen nadat de order is uitgevoerd en de klant feitelijk is omgezet. Indien een klacht gegrond blijkt te zijn, dan kan de order niet meer geannuleerd worden en moet de klant worden teruggezet. Het terugzetten van een klant dient plaats te vinden door het plaatsen van een herstelorder door de nieuwe aanbieder bij KPN.
5.1
[appellante] heeft onvoldoende gemotiveerd weersproken dat [geïntimeerde] na een telefonische klacht van [appellante] op 28 juli 2014 een inportering bij KPN heeft ingediend, om de aansluiting met [geïntimeerde] te herstellen. [geïntimeerde] is daarmee ten behoeve en feitelijk ten gunste van [de vader van appellante] afgeweken van de tussen de marktpartijen geldende afspraken. Immers, conform die afspraken is alleen Tele2 gerechtigd tot het geven van een opdracht voor het terugzetten van een klant, namelijk door het indienen van een herstelorder bij KPN. Vervolgens is de aansluiting op 8 augustus 2014 door KPN geactiveerd, waarna [de vader van appellante] in elk geval op 11 augustus 2014 weer via de aansluiting van [geïntimeerde] kon bellen en gebeld kon worden. Mede in het licht van de hiervoor weergegeven branche-afspraken is het hof van oordeel dat van een toerekenbare tekortkoming van [geïntimeerde] geen sprake is.
5.11
Het hof realiseert zich dat de afsluiting voor [de vader van appellante] vervelende consequenties heeft gehad. Dit is, op basis van de in deze zaak door partijen aangeleverde informatie echter te wijten aan Tele2. De telecombranche heeft er met deze branche-afspraken immers voor gekozen om de nieuwe aanbieder de ‘lead’ te geven. Hierdoor was het voor [geïntimeerde] ook niet mogelijk om ervoor in te staan dat het in de toekomst niet nogmaals zou gebeuren dat de telefoonlijnverbinding door een andere aanbieder zou worden overgenomen. Het hof is van oordeel dat de hiervoor weergegeven maatregelen de consument bij een gewenste overstap weliswaar beschermen tegen een actievere rol van de latende aanbieder, maar dat daarbij wel een nauwkeurige controle van de juistheid van de wilsuiting van de consument van groot belang is. Daarbij kan gedacht worden aan een verplichte verificatie van de wilsuiting van de persoon van de overstapper via bijvoorbeeld een bericht naar dat telefoonnummer. Wat daarvan ook zij, de omstandigheid dat Tele2 mogelijk de veronderstelde wilsuiting van [de vader van appellante] onvoldoende heeft gecontroleerd en mogelijk onrechtmatig jegens [de vader van appellante] heeft gehandeld door ten onrechte diens aansluiting te wijzigen, kan in deze zaak niet leiden tot het aannemen van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [geïntimeerde] .
5.12
[appellante] heeft in grief V nog aangevoerd dat [geïntimeerde] [de vader van appellante] in een hulpeloze toestand heeft gebracht en gedurende lange tijd (namelijk tot zijn dood) willens en wetens in zodanige toestand heeft gelaten. Het hof gaat aan deze stelling voorbij nu die stelling in hoger beroep onvoldoende feitelijk is toegelicht.
5.13
Dit betekent dat de grieven I tot en met V falen en dat de vordering tot schadevergoeding van [appellante] zal worden afgewezen. Het hof komt dan niet meer toe aan behandeling van de overige grieven.

6.De slotsom

6.1
De grieven falen. De bestreden vonnissen zullen worden bekrachtigd.
6.2
Als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellante] in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 718,00
- salaris advocaat € 759,00 (1 punten x tarief € 759,00)
6.3
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Eindhoven van 12 mei 2016 verbeterd bij vonnis van 23 mei 2016;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 718,00 voor betaald griffierecht en op € 759,00 voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
verklaart dit arrest ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.P.M. Rousseau, E.J. van Sandick en P. Kuipers, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2018.