In deze zaak gaat het om een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te krijgen om met haar minderjarige kind te verhuizen naar een andere woonplaats. De moeder, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, stelt dat zij zielsongelukkig is in haar huidige woonplaats en dat een verhuizing naar [plaats 1] noodzakelijk is voor haar welzijn en dat van haar kind, [minderjarige]. De vader van [minderjarige] verzet zich tegen de verhuizing en betwist de noodzaak ervan. Hij vreest dat de verhuizing negatieve gevolgen zal hebben voor de omgangsregeling en de ontwikkeling van [minderjarige]. Tijdens de zittingen in hoger beroep zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming, die twijfels heeft over de stabiliteit van de nieuwe relatie van de moeder en de impact daarvan op [minderjarige]. Het hof heeft besloten dat er onvoldoende informatie is om een verantwoorde beslissing te nemen en heeft de Raad verzocht om een onderzoek in te stellen naar de gevolgen van de verhuizing voor [minderjarige]. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot 14 februari 2019, in afwachting van het rapport van de Raad.