Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[belanghebbende] ,
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2005, die geadopteerd is uit Polen. De moeder, die in hoger beroep ging tegen de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 mei 2018, betwistte de noodzaak van de ondertoezichtstelling. De rechtbank had geoordeeld dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig werd bedreigd, onder andere door een belaste voorgeschiedenis en het ontbreken van contact met de vader sinds 2011. De moeder voerde aan dat zij en haar nieuwe partner actief meewerkten aan de behandeling van de minderjarige en dat de ondertoezichtstelling onnodig was.
De Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde Instelling (GI) stelden echter dat de moeder niet altijd de noodzakelijke hulp accepteerde en dat er een risico bestond dat zij zou afzien van verdere hulpverlening zonder de dwang van een ondertoezichtstelling. Het hof heeft de argumenten van de moeder, de raad en de vader zorgvuldig gewogen. Het hof concludeerde dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk was om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen, gezien de ernstige bedreigingen die hij ondervond.
Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en oordeelde dat de belangen van de minderjarige voorop stonden. De moeder's bezwaren tegen de ondertoezichtstelling werden verworpen, en het hof benadrukte dat de mening van de minderjarige weliswaar was gehoord, maar niet altijd leidend was in de beslissing. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de betrokkenheid van de griffier.