De GI voert in het beroepschrift - samengevat - aan dat [minderjarige] nog steeds in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en hulp in het vrijwillig kader niet toereikend is.
De GI stelt dat een periode van twee maanden onvoldoende is voor een terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder. Volgens de GI bestaat bij zowel de moeder als de vader forse problematiek. Het is de vraag of zij de belangen van [minderjarige] voorop kunnen stellen. De relatie van de ouders kenmerkt zich bovendien door een patroon van aantrekken en afstoten in combinatie met veel onrust en geweld.
Het is de GI niet gelukt in kaart te brengen in hoeverre de persoonlijke problematiek van de ouders van invloed is op hun opvoedingsvaardigheden. De ouders hebben niet meegewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek. Ook zijn zij niet in gesprek gegaan met de gezinsvoogd over hun persoonlijke problematiek en de gevolgen hiervan op hun draagkracht en opvoedingsvaardigheden.
De moeder verzet zich tegen de hulpverlening; zij komt er onvoldoende aan toe om zelf hulp te organiseren die passend en noodzakelijk is voor een (eventuele) terugplaatsing van [minderjarige] . Zij lijkt onvoorspelbaar in haar gedrag en weinig leerbaar. Verder geeft de moeder tegenstrijdige informatie over haar relatie met de vader, haar financiële situatie en haar behandeling met betrekking tot emotieregulatie.
De moeder toont verder geen inzicht in de door de GI benoemde problematiek en veiligheidsrisico’s met betrekking tot de vader. Ook heeft de moeder geen gehoor gegeven aan een door de GI gegeven schriftelijke aanwijzing.
De inspanningen van de GI om in de thuissituatie van de moeder hulp en ondersteuning te bieden, dan wel de omgang uit te breiden met hulpverlening aan de moeder zijn hierdoor niet van de grond gekomen. Voorts is er geen instantie bereid gebleken, mede gelet op de veiligheidsrisico’s, om medewerking te verlenen aan uitvoering van de hulpverlening aan de moeder in haar thuissituatie. Hierdoor heeft er geen huisbezoek bij de moeder kunnen plaatsvinden. Het gesprek bij de advocaat van de moeder is eerder beëindigd omdat de moeder de gezinsvoogd bedreigde en buiten de omgangsmomenten is er geen gesprek mogelijk geweest met de moeder.
De gronden voor een ondertoezichtstelling zijn, op grond van het voorgaande, volgens de GI onverkort aanwezig en de rechtbank heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling ten onrechte afgewezen.
3.5.1.Ter zitting voegt de GI daaraan toe dat er sinds ongeveer twee weken een aanzienlijke verbetering is in de samenwerkingsrelatie tussen de moeder en de GI. Ook is er een gesprek geweest met de behandelaar van de moeder bij PsyQ en is er zicht op haar behandeling en de te volgen therapie. Er is met de moeder gesproken over een veiligheidsplan, dit mede gelet op het gegeven dat de vader onlangs uit detentie is ontslagen.
Hoewel de GI een verbetering ziet in de houding van de moeder en er meer duidelijkheid bestaat omtrent haar behandeling, blijven de zorgen ten aanzien van de ontwikkeling van [minderjarige] onverkort bestaan. De GI handhaaft derhalve haar standpunt om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 27 maart 2019.