ECLI:NL:GHSHE:2018:4211

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 oktober 2018
Publicatiedatum
10 oktober 2018
Zaaknummer
200.192.007_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur en vergoedingen voor de exploitatie van een café restaurant met deskundigenbericht en verzoek tot terugkomen van eindbeslissing

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep over huur en verdere vergoedingen voor de exploitatie van een café restaurant. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 22 mei 2018, waarin het hof een deskundigenonderzoek heeft voorgesteld. Appellanten, [appellant 1] en [appellant 2], hebben bezwaar gemaakt tegen de voorgestelde deskundige en verzoeken het hof terug te komen van een eerdere eindbeslissing. De procedure omvat een aktewisseling tussen de partijen, waarbij de appellanten aanvullende argumenten hebben ingebracht. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor een antwoordakte van de geïntimeerden, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2]. De uitspraak van het hof is gedaan op 9 oktober 2018, waarbij het hof de verdere beslissing aanhoudt en de zaak opnieuw op de rol plaatst voor 6 november 2018. De uitspraak is openbaar gedaan door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.192.007/01
arrest van 9 oktober 2018
in de zaak van

1.[appellant 1] ,

2. [appellant 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten in het principaal appel,
geïntimeerden in het incidenteel appel,
verder: [appellant 1] en [appellant 2] ,
advocaat: mr. P.H.A. van Namen te Middelburg,
tegen:

1.[de vennootschap] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. [geïntimeerde 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden in het principaal appel,
appellanten in het incidenteel appel,
verder: [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] ,
advocaat: mr. J.W. van Koeveringe te Middelburg,
als vervolg op het tussenarrest van dit hof van 22 mei 2018 in het hoger beroep van de door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, onder zaaknummer/rolnummer 2278216 / 13-3847 tussen partijen gewezen vonnissen van 23 juli 2014 en 23 september 2015.

6.Het verdere verloop van het geding

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 22 mei 2018;
- de akte van [appellant 1] en [appellant 2] van 17 juli 2018;
- het H-formulier van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] van 17 juli 2018.
Partijen hebben arrest gevraagd.

7.De verdere beoordeling

In het principaal appel en in het incidenteel appel
7.1
In het tussenarrest van 22 mei 2018 is ‘De uitspraak’ met 5 genummerd in plaats van met 4. Het hof nummert in het onderhavige arrest door met 6. en verder.
In de eerste regel van rechtsoverweging 3.2 van het tussenarrest staat de datum van de appeldagvaarding vermeld in plaats van die van de dagvaarding in eerste aanleg, 13 augustus 2013. In regel 30 van rechtsoverweging 3.11 staat
vanin plaats van
dan. Het hof herstelt deze schrijffouten hierbij.
7.2
Bij tussenarrest van 22 mei 2018 heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van beide partijen met het in dat arrest onder 3.16 vermelde doel. Dit betreft het voornemen van het hof om een onderzoek door een deskundige te doen uitvoeren en de daartoe voorgestelde vraagstelling. Deze vraagstelling luidt als volgt:
Kunt u een beredeneerd antwoord geven op de vraag welke vergoeding partijen onder de gegeven omstandigheden (te weten de bereidheid van [appellant 1] en [appellant 2] om 30% van de omzet, met een minimum van € 165.000,=, te betalen) zouden hebben afgesproken voor de prestaties die [geïntimeerde 1] volgens de stamovereenkomst en de daarbij behorende vier deelovereenkomsten zou leveren, wanneer van de werkelijke omzetcijfers over 2009 zou zijn uitgegaan?
In hoeverre kunt u zich vinden in de rapportage van [horecamakelaar] ?
Wat acht u verder van belang om op te merken.
Beide partijen hebben suggesties gedaan voor de te benoemen deskundige. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben over de voorgestelde vraagstelling geen opmerkingen gemaakt. Volgens [appellant 1] en [appellant 2] dient de deskundige bij de beantwoording van vraag 1 ook te betrekken de door [geïntimeerde 1] aan hen verstrekte Kerngegevens, wanneer daarin door [geïntimeerde 1] de werkelijke omzetcijfers over de periode 2007-2009 waren genoemd. Het hof neemt deze aanvulling niet over aangezien de resultaten over 2009 die in vraag 1. zijn vermeld de basis vormden voor de afspraken tussen partijen (rechtsoverweging 3.13). Dat met de Kerngegevens een onjuiste omzetindicatie is gegeven, is in hoger beroep niet in geschil (rechtsoverweging 3.12).
7.3
Alvorens op basis van deze vraagstelling tot benoeming van een deskundige over te gaan overweegt het hof het volgende. Bij het fourneren hebben [appellant 1] en [appellant 2] nog een nadere akte met producties overgelegd. In deze akte maken zij bezwaar tegen de door [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] voorgestelde deskundige en verzoeken zij het hof terug te komen van de beslissing op het verjaringsverweer van [appellant 1] en [appellant 2] in rechtsoverweging 3.11 van het tussenarrest van 22 mei 2018. Die beslissing houdt in dat het verjaringsverweer van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] tegen de vordering tot (bevestiging van de) vernietiging slaagt en dat de daarop gebaseerde vordering van [appellant 1] en [appellant 2] , zoals bij eiswijziging in hoger beroep door hen ingesteld, wordt afgewezen.
7.4
[appellant 1] en [appellant 2] hebben deze nadere akte toegezonden op het moment dat de aktewisseling op grond van het tussenarrest van 22 mei 2018 was voltooid. Op de rol is niet beslist over de toelaatbaarheid van deze akte. De rolraadsheer heeft de beslissing hierover aan de behandelend kamer gelaten. De akte zal worden toegelaten. Enerzijds is het in strijd met een goede procesorde dat een partij in een stadium als waarin deze zaak verkeert alsnog een dergelijke nadere akte neemt. Anderzijds is het voor een goede voortgang van de onderhavige procedure niet praktisch wanneer het verzoek dat betrekking heeft op de meest verstrekkende vordering van [appellant 1] en [appellant 2] aan de orde komt terwijl de behandeling van de minder verstrekkende vordering gaande is. Dit laatste geeft voor het hof in dit geval de doorslag. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zullen in de gelegenheid gesteld worden bij antwoordakte op het verzoek van [appellant 1] en [appellant 2] te reageren. Daarop wordt geen akte van [appellant 1] en [appellant 2] verwacht (en dus ook niet toegelaten).
7.5
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.
8. De uitspraak
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 6 november 2018 voor antwoordakte aan de zijde van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] met het hiervoor onder 7.4 vermelde doel (waarna fourneren);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, M.G.W.M. Stienissen en L.S. Frakes en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 9 oktober 2018.
griffier rolraadsheer