ECLI:NL:GHSHE:2018:420

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 februari 2018
Publicatiedatum
5 februari 2018
Zaaknummer
000069-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen bevel tot gevangenhouding met betrekking tot diefstal in vereniging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een bevel tot gevangenhouding van de verdachte, die wordt beschuldigd van diefstal in vereniging, vijfmaal gepleegd. De verdachte betwist de ernstige bezwaren die tegen haar zijn ingediend met betrekking tot vier van de vijf verweten feiten en stelt dat er geen gevaar voor herhaling is. Het hof heeft kennisgenomen van het dossier en de argumenten van zowel de verdachte als de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er ernstige bezwaren zijn ten aanzien van alle vijf diefstallen en heeft verzet aangetekend tegen schorsing van de voorlopige hechtenis.

Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, onder andere op basis van aangiften van slachtoffers en bewijsstukken die de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstallen aantonen. De verdachte heeft eerder met politie en justitie te maken gehad voor vermogensdelicten, wat de recidivegrond voor voorlopige hechtenis versterkt. Het hof heeft ook de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder haar zorg voor vier schoolgaande kinderen en de bedreigingen aan haar adres. Echter, het hof oordeelt dat deze omstandigheden niet voldoende zwaarwegend zijn om de voorlopige hechtenis te schorsen, gezien de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers.

Uiteindelijk heeft het hof het hoger beroep afgewezen, de beschikking van de rechtbank bevestigd en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De beslissing is genomen op 1 februari 2018 door de rechters van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Bijzondere zaak, nummer: [nummer]
Parketnummer 1e aanleg: [nummer]
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien de akte van de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van [datum] 2018, waarbij namens:

[naam verdachte]

geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
thans verblijvende in PI [detentieadres]
hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van [datum] 2017, bij welke beschikking de gevangenhouding van [naam verdachte] werd bevolen.
Het hof heeft kennis genomen van de akte rechtsmiddel waarbij namens verdachte tijdig beroep is aangetekend tegen het bevel gevangenhouding voor de duur van 90 dagen.
Het hof heeft gehoord de verdachte en haar raadsman, alsmede de advocaat-generaal.
Verdachte wordt verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan diefstal in vereniging, vijfmaal gepleegd.
Namens verdachte is betwist dat er ernstige bezwaren zijn ten aanzien van vier van de vijf aan verdachte verweten feiten. Voorts is aangevoerd dat er geen gevaar voor herhaling is. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen nu verdachte de zorg heeft voor vier schoolgaande kinderen, waarvan sommige kinderen kampen met een of meer fysieke en/of psychische aandoeningen en voorts omdat de familie wordt bedreigd en verdachte haar kinderen wenst te beschermen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er ernstige bezwaren zijn ten aanzien van alle vijf aan verdachte verweten diefstallen en heeft zich verzet tegen schorsing van de voorlopige hechtenis.
Het hof heeft kennis genomen van het dossier.
Uit het dossier blijkt van voldoende ernstige bezwaren jegens verdachte terzake van diefstal in vereniging, vijfmaal gepleegd. Het hof verwijst daartoe naar de aangiften van de personen die zeggen bestolen te zijn, en meer in het bijzonder naar de omschrijving van het signalement van de vermoedelijke dader, naar de processen verbaal inhoudende onderzoek naar bij de verdachte in beslaggenomen telefoons, waaruit blijkt welke masten omstreeks welke tijdstippen door deze telefoon zijn aangestraald en naar de modus operandi die hieruit bestaat dat verdachte kennelijk met een babbeltruc bij hulpbehoevende personen de woning zou zijn binnengedrongen en daar goederen en of geld zou hebben weggenomen.
Het hof stemt ook in met de recidivegrond als grond voor de voorlopige hechtenis. Verdachte is eerder met politie en justitie in aanraking gekomen voor vermogensdelicten en is daar ook voor veroordeeld. Het hof ziet in de periode waarin de aan verdachte verweten diefstallen zouden zijn gepleegd, namelijk in de maanden oktober, november en december van het vorig jaar, de frequentie waarmee de diefstallen zouden zijn gepleegd en de modus operandi een patroon van diefstallen waaruit naar het oordeel van het hof de vrees ontstaat dat verdachte zal doorgaan met dit soort diefstallen, nu kennelijk het moreel kompas van verdachte zodanig ontregeld is dat zij er kennelijk niet voor terugschrikt om meermalen hulpbehoevende personen met een babbeltruc ertoe te brengen haar toegang tot de woning te verschaffen om daar vervolgens goederen en of geld van deze personen te stelen. Er zijn het hof geen feiten of omstandigheden gebleken op grond waarvan dat oordeel thans anders zou moeten luiden, temeer nu verdachte zich op haar zwijgrecht beroept.
Het hof wijst af het beroep.
Namens verdachte is een verzoek tot schorsing gedaan.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft in beginsel het recht om haar berechting in vrijheid af te wachten. Dat kan anders zijn wanneer, zoals in het onderhavig geval, er sprake is van een strafbaar feit als bedoeld in artikel 67 lid 1 Wetboek van Strafvordering dat gezien zijn aard en de samenhang met andere aan verdachte verweten strafbare feiten een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Het hof heeft daarbij in het bijzonder acht geslagen op de omstandigheid dat welbewust slachtoffers worden uitgekozen die hulpbehoevend zijn, kwetsbare personen derhalve, waarbij bovendien een babbeltruc wordt gebruikt waardoor het vertrouwen dat mensen doorgaans geacht worden te hebben in de hulpverleningsinstanties die verdachte kennelijk zegt te vertegenwoordigen, ernstig wordt geschaad.
In geval er sprake is van een ernstige inbreuk op de rechtsorde is naar het oordeel van het hof schorsing in beginsel slechts aan de orde wanneer er sprake is van zwaarwichtige de persoon van de verdachte betreffende omstandigheden waardoor het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis dient te wijken voor het persoonlijk belang dat verdachte heeft bij het in vrijheid afwachten van haar berechting. Dergelijke omstandigheden zijn niet aangevoerd, noch is het hof anderszins daarvan gebleken nu de enkele omstandigheid dat verdachte vier schoolgaande kinderen heeft waarvan sommige extra zorg behoeven en haar familie wordt bedreigd, naar het oordeel van het hof niet als dergelijke zwaarwichtige omstandigheden kunnen worden beschouwd.
Het hof wijst af het verzoek tot schorsing.

BESCHIKKENDE IN HOGER BEROEP:

Wijst af het hoger beroep.
Bevestigt de beschikking waarvan beroep.
Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gedaan op 1 februari 2018
door mr. E.A.A.M. Pfeil, voorzitter, mr. J.P.F. Rijken en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mw. B. Yazi-Koçyilmaz, griffier.
De advocaat-generaal bij dit Gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
's-Hertogenbosch, 1 februari 2018
Gezien d.d.
De directeur van PI Zuid Oost - HvB Ter Peel