ECLI:NL:GHSHE:2018:420
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen bevel tot gevangenhouding met betrekking tot diefstal in vereniging
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een bevel tot gevangenhouding van de verdachte, die wordt beschuldigd van diefstal in vereniging, vijfmaal gepleegd. De verdachte betwist de ernstige bezwaren die tegen haar zijn ingediend met betrekking tot vier van de vijf verweten feiten en stelt dat er geen gevaar voor herhaling is. Het hof heeft kennisgenomen van het dossier en de argumenten van zowel de verdachte als de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er ernstige bezwaren zijn ten aanzien van alle vijf diefstallen en heeft verzet aangetekend tegen schorsing van de voorlopige hechtenis.
Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, onder andere op basis van aangiften van slachtoffers en bewijsstukken die de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstallen aantonen. De verdachte heeft eerder met politie en justitie te maken gehad voor vermogensdelicten, wat de recidivegrond voor voorlopige hechtenis versterkt. Het hof heeft ook de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder haar zorg voor vier schoolgaande kinderen en de bedreigingen aan haar adres. Echter, het hof oordeelt dat deze omstandigheden niet voldoende zwaarwegend zijn om de voorlopige hechtenis te schorsen, gezien de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers.
Uiteindelijk heeft het hof het hoger beroep afgewezen, de beschikking van de rechtbank bevestigd en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De beslissing is genomen op 1 februari 2018 door de rechters van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.