Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
wonende te [woonplaats ] ,
1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats ] ,
[geïntimeerde 2] ,weduwe en erfgename van [overleden echtgenoot] ,wonende te [woonplaats ] ,
[geïntimeerde 3] ,wonende te [woonplaats ] ,
[geïntimeerde 4] ,wonende te [woonplaats ] (België),
[geïntimeerde 5] ,wonende te [woonplaats ] ,
[geïntimeerde 6] ,wonende te [woonplaats ] ,
[geïntimeerde 7] ,wonende te [woonplaats ] ,
[geïntimeerde 8] ,laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats ] en daar overleden op 19 februari 2015, voor wie als zijn erfgenamen in de plaats zijn getreden alle partijen in deze procedure, evenals:
[geïntimeerde 9] ,wonende te [woonplaats ] ,
[geïntimeerde 10] ,wonende te [woonplaats ] (België),
[geïntimeerde 11] ,wonende te [woonplaats ] (België),
advocaat geïntimeerde sub 9: mr. P.J.W.M. Theunissen te Roermond,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer C/03/204264 / HA ZA 15-182)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het tegen geïntimeerden sub 2, 8a, 8b, 8c en 11 verleende verstek;
- de memorie van grieven, tevens houdende wijziging van (de grondslag van) de vordering, tevens houdende verzoek tot terugverwijzing van de zaak naar de rechtbank Limburg;
- de memorie van antwoord van geïntimeerde sub 9 met producties;
- de akte van appellant van 19 december 2017;
- de antwoordakte van geïntimeerde sub 9 van 9 januari 2018;
- de memorie van antwoord, tevens houdende memorie van grieven in het incidenteel appel, tevens houdende verzoek tot terugverwijzing van de zaak naar de rechtbank Limburg van geïntimeerden sub 1 en 3 t/m 7;
- de memorie van antwoord, tevens vordering in reconventie tevens incidentele vordering met producties van memorie in het incident van geïntimeerde sub 10;
- de memorie van antwoord in het incident van appellant en van geïntimeerden sub 1 en 3 t/m 7.
3.De beoordeling
in geval van misbruik van recht, waarvan met name sprake kan zijn indien het vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, dan wel in geval een afweging van de belangen van partijen in het licht van nieuwe – door incidenteel eiser te stellen – omstandigheden daartoe aanleiding geeft. Als nieuwe omstandigheden komen alleen in aanmerking omstandigheden die zich hebben voorgedaan nadat de zaak in eerste aanleg in staat van wijzen is gekomen; hieronder vallen dus niet omstandigheden die reeds aanwezig waren voor de staat van wijzen, maar die door partijen in de procedure in eerste aanleg niet zijn aangevoerd. De kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel dient bij de belangenafweging in de regel buiten beschouwing te blijven.