ECLI:NL:GHSHE:2018:4180

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 oktober 2018
Publicatiedatum
9 oktober 2018
Zaaknummer
200.227.978_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezamenlijk gezag over minderjarige kinderen met beschuldigingen van seksueel misbruik

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende het gezamenlijk gezag over twee minderjarige kinderen, waarbij de moeder in beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.C.C.M. Nadaud, verzoekt de beschikking te vernietigen, omdat zij van mening is dat er ernstige vermoedens zijn van seksueel misbruik door de vader, die door mr. B. Lynen wordt bijgestaan. De vader heeft de kinderen erkend en verzoekt om gezamenlijk gezag, wat de moeder betwist. De Raad voor de Kinderbescherming is ook betrokken in deze procedure.

De mondelinge behandeling vond plaats op 14 augustus 2018, waarbij beide ouders en een vertegenwoordiger van de raad aanwezig waren. De rechtbank had eerder een bijzondere curator benoemd en een onderzoek door de raad verzocht. De moeder stelt dat er geen veilige situatie is voor de kinderen zolang de beschuldigingen van seksueel misbruik niet zijn onderzocht. De vader daarentegen wil een actieve rol in het leven van zijn kinderen en betwist de beschuldigingen van de moeder.

Het hof overweegt dat er geen overtuigend bewijs is voor de beschuldigingen van de moeder en dat de kinderen een goede band met hun vader hebben. Het hof concludeert dat de ouders in staat zijn om gezamenlijk het gezag uit te oefenen, ondanks hun communicatieproblemen. De moeder's beroep wordt afgewezen en de beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 4 oktober 2018
Zaaknummer: 200.227.978/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/226383 / FA RK 16-3511
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.C.C.M. Nadaud,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. B. Lynen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost-Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 20 oktober 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 november 2018, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen, voor zover beide ouders zijn belast met het gezag over hierna genoemde kinderen en - opnieuw rechtdoende - naar het hof begrijpt, het hiertoe inleidend verzoek van de vader af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 februari 2018, heeft de vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep, althans haar verzoek in hoger beroep af te wijzen, een en ander met veroordeling van de moeder in de proceskosten.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Nadaud;
-de vader, bijgestaan door mr. Lynen;
-[vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van de processen-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 7 februari 2017 en d.d. 3 oktober 2017.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen zijn geboren:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] .
Gedurende de procedure in eerste aanleg heeft de vader de kinderen erkend.
De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Bij beschikking van 4 oktober 2016 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een bijzondere curator benoemd en iedere verdere beslissing aangehouden.
3.3.
Bij beschikking van 13 maart 2017 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, voor zover van belang de raad verzocht een onderzoek in te stellen inzake de beslissing over het gezag en de beslissing op dit punt aangehouden.
3.4.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank voor zover van belang de ouders gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen.
3.5.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen, voor zover het de beslissing op het gezamenlijk gezag betreft en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De moeder voert - kort samengevat - het volgende aan.
Nog steeds niet is onderzocht of er sprake is geweest van seksueel misbruik door de vader en zolang hierover geen duidelijkheid is, is de situatie niet veilig. De vermoedens van seksueel misbruik bij [minderjarige 1] zijn enerzijds ontstaan door het schrijven van de heer [getuige] van
4 oktober 2016 en anderzijds door signalen en opmerkingen vanuit [minderjarige 1] . [minderjarige 1] heeft recent nog een uitspraak gedaan, die de zorgen van de moeder enkel hebben doen toenemen.
De moeder beseft dat het, als er niets tussen [minderjarige 1] en de vader in die richting heeft plaatsgevonden, voor de vader heel erg is dat hij ten onrechte is beschuldigd. Vanwege de onduidelijkheid en onzekerheid die nog bestaat, heeft de moeder de omgang laten doorlopen.
Zolang de onzekerheid niet wordt weggenomen, kan van gezamenlijk gezag in ieder geval geen sprake zijn en zeker niet nu bij de moeder de vrees bestaat dat de vader in de toekomst zijn medewerking zal weigeren aan de inschakeling van een psycholoog voor [minderjarige 1] , waardoor [minderjarige 1] niet de zorg zal krijgen, die voor haar noodzakelijk is.
De ouders zijn daarnaast niet in staat om met elkaar te communiceren en afspraken met elkaar te maken. Daar komt nog bij dat de vader en zijn huidige partner de moeder diskwalificeren en haar in een verkeerd daglicht proberen te plaatsen.
Dit alles maakt dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat het verzoek van de vader wordt afgewezen.
3.7.
De vader voert - kort samengevat - het volgende aan.
De vader wil een volwaardig vader zijn en betrokken worden bij belangrijke beslissingen, die de kinderen aangaan.
De nieuwe partner van de vader heeft vijf kinderen en de vader woont met hen samen. Als er bij de instanties vermoedens zouden zijn dat de vader zich schuldig maakt aan grensoverschrijdend gedrag, dan was er allang ingegrepen.
De vader heeft inmiddels aangifte tegen de moeder gedaan omdat zij hem recent weer vals heeft beschuldigd. De vader voelt zich machteloos. Er moet een einde aan de beschuldigingen komen.
Volgens de vader is het veelzeggend dat de politie nooit een aanleiding heeft gezien om [minderjarige 1] te horen.
Allebei de kinderen gaan graag naar de vader. Ze zouden het liefst langer bij de vader verblijven, maar dit is voor de moeder niet bespreekbaar.
Inmiddels is de communicatie tussen partijen al iets verbeterd en de vader wil in het belang van de kinderen het traject bij bureau One voortzetten. Er wordt dan ook met de kinderen gesproken, waartegen de vader geen bezwaar heeft.
3.8.
De raad heeft ter zitting als volgt geadviseerd.
In verband met de beschuldiging van het vermeend grensoverschrijdend seksueel gedrag heeft een gedragswetenschapper met [minderjarige 1] gesproken. Er is door de raad zorgvuldig naar de situatie gekeken en aan de kwestie is voldoende aandacht besteed. Dit heeft tot de conclusie geleid dat niet is gebleken dat er seksueel misbruik heeft plaatsgevonden. Bij de geringste mate van twijfel had de omgang niet dan wel begeleid plaatsgevonden. De veiligheid van een kind staat namelijk altijd op de eerste plaats.
De ouders zijn voldoende in staat om in het belang van de kinderen afspraken te maken en de raad verwacht dat er van een toewijzing van het verzoek tot gezamenlijk gezag een positief effect zal uitgaan.
Het blijft voor de kinderen wel van belang dat de hulpverlening, die is ingezet, wordt voortgezet.
3.9.
Het hof overweegt als volgt.
3.9.1.
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten.
Indien de moeder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.9.2.
Het hof stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders, ook na het verbreken van hun relatie, gezamenlijk het gezag over hun kinderen uitoefenen.
Dit komt tot uitdrukking in voornoemd artikel 1:253c BW, waar het inleidend verzoek van de vader op is gegrond. Daarin is namelijk bepaald dat een dergelijk verzoek slechts wordt afgewezen, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of afwijzing van het verzoek anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard is het hof van oordeel dat er geen van voornoemde afwijzingsgronden aan de orde is. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
3.9.3.
Alhoewel de moeder blijft verklaren dat er ernstige vermoedens zijn van seksueel grensoverschrijdend gedrag van de vader jegens [minderjarige 1] , is er tot heden geen enkel overtuigend bewijs voorhanden en heeft de aangifte van de moeder tot op heden niet tot een strafrechtelijke vervolging, laat staan veroordeling van de vader geleid.
3.9.4.
Het hof stelt verder vast dat meerdere deskundigen de afgelopen jaren met [minderjarige 1] hebben gesproken en uit deze gesprekken geen verontrustende signalen naar voren zijn gekomen.
[minderjarige 1] heef speltherapie gehad bij een kinderpsycholoog van Virenze en alhoewel de kinderpsycholoog geen expliciete vragen in die richting heeft gedaan, zijn er in de therapie geen signalen naar voren gekomen die duiden op mogelijk seksueel misbruik, aldus het raadsrapport.
Tijdens het raadsonderzoek is er door een gedragsdeskundige uitgebreid met [minderjarige 1] gesproken en uit dit onderzoek - dat zorgvuldig heeft plaatsgevonden - zijn evenmin signalen naar voren gekomen die de vermoedens van de moeder ondersteunen of bevestigen.
Nog recentelijk heeft er een gesprek tussen [minderjarige 1] en een medewerker van team Jeugd van de gemeente plaatsgevonden vanwege uitspraken die [minderjarige 1] bij de moeder had gedaan. Uit dit gesprek kwam naar voren dat er sprake bleek te zijn van een misverstand en heeft [minderjarige 1] daarbij uitdrukkelijk verklaard dat haar vader niets heeft gedaan dat wijst op grensoverschrijdend gedrag.
De verklaring van de heer [getuige] , nog daargelaten zijn eigen verleden, wordt op geen enkele wijze ondersteund en bovendien heeft ook de zedenrecherche hierin zelfs geen aanleiding gezien om [minderjarige 1] of de vader te horen, terwijl de recherche al sinds november 2016 met de aangifte van de moeder bekend is.
3.9.5.
Daarnaast is gebleken dat [minderjarige 1] een goede band heeft met haar vader en zij graag naar haar vader toegaat. De vader is voor beide kinderen een belangrijk persoon en [minderjarige 1] geeft uitdrukkelijk aan dat zij haar vader mist, op de momenten dat er geen contact is, hetgeen door de moeder overigens ook niet wordt betwist.
3.9.6.
Nu op geen enkele wijze is komen vast te staan dat de vader zich schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag kunnen de grieven van de moeder op dit punt niet slagen.
Het hof neemt daarbij in overweging dat de moeder niet in beroep is gekomen tegen de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling, en dat deze regeling ook wordt uitgevoerd zoals in de beschikking is bepaald. Hiermee komen de verdenkingen van de moeder van seksueel overschrijdend gedrag door de vader in een ander daglicht te staan.
3.9.7.
Voor zover de grieven van de moeder zien op de communicatieproblemen die de ouders met elkaar hebben, kunnen deze evenmin slagen.
Alhoewel de vader en de moeder niet hetzelfde denken over de ernst van de communicatieproblemen tussen hen, zijn deze niet zo ernstig, dat de kinderen hierdoor klem of verloren zullen raken tussen de ouders, indien de ouders het gezag gezamenlijk uitoefenen.
De ouders zijn immers in staat gebleken om - ondanks hun communicatie problematiek - in het belang van de kinderen te handelen en op een verantwoorde wijze afspraken te maken. Beide ouders hebben het beste met de kinderen voor.
De ouders hanteren echter een andere opvoedstijl en hebben weinig vertrouwen in elkaar, waardoor het soms lastig is om gezamenlijke beslissingen op elkaar af te stemmen. Daar komt nog bij dat zowel de vader als de moeder er een conflictvermijdende communicatiestijl op nahoudt.
Het blijft dan ook noodzakelijk dat de ouders aan hun communicatieproblemen werken en zij in het belang van de kinderen gaan samenwerken. De ouders dienen elkaar niet langer te diskwalificeren en het vertrouwen in elkaar dient zoveel als mogelijk te worden hersteld. In dit kader zijn partijen al een nieuw traject gestart bij bureau One, nadat het traject bij Sonar voortijdig is beëindigd.
De vader is een belangrijk persoon in het leven van de kinderen en het is hun belang noodzakelijk dat de vader een gelijkwaardige rol in hun leven krijgt en dat hij kan meebeslissen in belangrijke zaken, die de kinderen aangaan.
3.9.8.
Gelet op het voorgaande, kan het beroep van de moeder niet slagen.
3.10.
Het hof ziet geen aanleiding om af te wijken van de gebruikelijke regel in familierechtelijke procedures als de onderhavige, die inhoudt dat de proceskosten worden gecompenseerd. Het verzoek van de vader om de moeder in de kosten van de procedure in hoger beroep te veroordelen, zal derhalve worden afgewezen.
3.11.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 20 oktober 2017 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, C.D.M. Lamers en M.L.F.J. Schyns en is op 4 oktober 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. C.E.M. Geertsma-van Ooijen, griffier.