ECLI:NL:GHSHE:2018:4178

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 oktober 2018
Publicatiedatum
9 oktober 2018
Zaaknummer
200.227.161_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing met minderjarige kinderen en zorgregeling

In deze zaak, uitgesproken op 4 oktober 2018 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van een moeder die toestemming verzoekt om met haar minderjarige kinderen te verhuizen naar een andere woonplaats. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. P.H.A. de Boer, heeft in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 september 2017 aangevochten, waarin de rechtbank had bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder zouden hebben, maar haar verzoek om te verhuizen werd afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. A.M. van Gerwen, heeft in zijn verweerschrift de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep en heeft zelf een incidenteel appel ingesteld.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 juli 2018 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De moeder stelt dat zij is gevlucht voor de vader vanwege huiselijk geweld en dat het in het belang van de kinderen is om in de nieuwe woonplaats te blijven. De vader ontkent de beschuldigingen van huiselijk geweld en betwist dat de moeder de kinderen voldoende informeert over hun verblijfplaats en school. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om geen nader onderzoek te gelasten, omdat het belang van de kinderen in hun huidige omgeving zwaarder weegt.

Het hof heeft geoordeeld dat het belang van de kinderen om in de nieuwe woonplaats te blijven zwaarder weegt dan het belang van de vader bij het weigeren van de verhuizing. De moeder heeft inmiddels een eigen woning en de kinderen zijn geworteld in hun nieuwe omgeving. Het hof heeft de moeder toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen en een zorgregeling vastgesteld, waarbij de vader recht heeft op omgang met de kinderen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 4 oktober 2018
Zaaknummer: 200.227.161/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/314372 / FA RK 16-5715
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
woonplaats gekozen hebbende te [gekozen woonplaats] ,
appellante in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.H.A. de Boer,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.M. van Gerwen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost-Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 september 2017.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 3 november 2017, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de beslissing op het verzoek ex artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek en - opnieuw rechtdoende - dit verzoek alsnog toe te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 10 januari 2018, heeft de vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep althans het beroep als ongegrond en/of onvoldoende gemotiveerd af te wijzen.
Tevens heeft de vader incidenteel appel ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen - en opnieuw rechtdoende - zijn verzoeken ter zake hoofdverblijf en omgang alsnog na verandering van eis toe te wijzen.
Subsidiair verzoekt de vader te bepalen dat de moeder en de hierna te noemen kinderen binnen vier weken dienen terug te keren naar [woonplaats] , dan wel binnen een straal van 25 kilometer rond [woonplaats] , op straffe van een dwangsom, en daarbij een zorgregeling vast te stellen.
Meer subsidiair verzoekt de vader te bepalen dat er een zorgregeling wordt vastgesteld, waarbij de moeder de kinderen halverwege [gekozen woonplaats van de moeder en de woonplaats van de vader] brengt en haalt, en zij de vader dient te informeren over de kinderen, op straffe van een dwangsom.
Zowel primair, subsidiair als meer subsidiair verzoekt de vader de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure.
2.2.1.
Bij verweerschrift in incidenteel appel met producties, ingekomen ter griffie op
21 maart 2018, heeft de moeder verzocht om het incidenteel appel van de vader af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 juli 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. De Boer;
  • de vader, bijgestaan door mr. Van Gerwen;
  • mr. [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 5 juli 2018, ingekomen op 6 juli 2018;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 22 november 2018.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel:
3.1.
Partijen zijn op 16 september 2009 met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] ,
hierna tezamen te noemen: de kinderen
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank Oost-Brabant tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 2 november 2017 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover hier van belang, bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder zullen hebben en een zorgregeling vastgesteld zoals in die beschikking is weergegeven.
Het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [gekozen woonplaats] te verhuizen is afgewezen.
3.4.
Bij beschikking van 21 februari 2018 heeft de rechtbank Rotterdam, voor zover hier van belang, het verzoek van de vader om de moeder te gelasten terug te verhuizen naar een plaats binnen een straal van 25 kilometer van [woonplaats] afgewezen. Tevens is afgewezen het subsidiaire verzoek van de vader om de kinderen per direct aan hem toe te vertrouwen, en het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen.
3.5.
Partijen kunnen zich met de bestreden beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting in hoger beroep - kort samengevat - het volgende aan.
De moeder is gevlucht voor de vader en wenst in het kader van haar veiligheid niet terug te keren naar [woonplaats] of omgeving.
Het is ook in het belang van de kinderen om in [gekozen woonplaats] te blijven. Dit blijkt uit de brieven van school en van de jeugd- en gezinscoach.
De moeder heeft een eigen woning en het netwerk van de moeder is eveneens in [gekozen woonplaats] . De kinderen zijn in [gekozen woonplaats] vertrouwd geraakt en twee van de drie kinderen gaan daar naar school. Het is niet in het belang van de kinderen om hen uit hun inmiddels vertrouwde omgeving weg te halen. Zij zijn eindelijk in behandeling voor hun problemen en een verhuizing zou tot een vertraging in de behandelingen leiden.
De vader heeft inmiddels contact met de school en hij wordt betrokken bij de behandelingen van de kinderen. Het opleggen van een informatieplicht is niet nodig, want de moeder informeert de vader in voldoende mate. Hij is enkel niet bekend met het woonadres.
Bij toewijzing van haar verzoek is de moeder bereid om de kinderen halverwege [gekozen woonplaats van de moeder en de woonplaats van de vader] te halen en te brengen en de vader tegemoet te komen in de vakanties en op vrije dagen. Ook kan de vader de kinderen op extra dagen zien, zoals de vrijdag, want hij werkt niet vanwege arbeidsongeschiktheid.
3.7.
De vader voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting in hoger beroep - kort samengevat - het volgende aan.
De vader betwist dat de moeder is gevlucht en hij betwist dat er sprake is geweest van huiselijk geweld. Ook betwist de vader dat [minderjarige 1] door zijn verblijf in [woonplaats] een taalachterstand heeft opgelopen.
De moeder informeert de vader niet dan wel onvoldoende over de verblijfplaats, school, opvang en hulpverlening van de kinderen. Buiten het omgangsweekend wordt de vader zijn ouderrol ontnomen. Hij mag niet mee naar belangrijke afspraken en hij kan de kinderen niet bellen. Hij is bang dat de moeder, die de kinderen de eerste 4 maanden tijdens haar verblijf in [gekozen woonplaats] van de vader heeft weggehouden, zich niet aan de zorgregeling zal houden en dat hij de kinderen mede door de grote afstand en de houding van de moeder niet meer zal zien. De vader heeft altijd een grote rol gehad in de opvoeding van de kinderen en hij wil graag actief betrokken blijven.
Er is onvoldoende onderzoek gedaan naar de thuissituatie bij de vader. Wanneer de kinderen bij de vader wonen, zal hij ervoor zorgen dat de moeder een rol blijft houden. De vader acht het echter het meest wenselijk dat er een co-ouderschapsregeling komt.
De vader voert verder aan dat de reis naar [gekozen woonplaats] voor hem, maar ook voor de kinderen te lang is.
3.8.
De raad heeft ter zitting als volgt geadviseerd.
De verklaringen van de ouders staan haaks op elkaar. De moeder stelt dat ze is gevlucht vanwege huiselijk geweld en de vader ontkent dit. Op grond van het totale plaatje acht de raad het verhaal van de moeder aannemelijk.
Het is niet in het belang van de kinderen om een raadsonderzoek te gelasten om de waarheid boven tafel te krijgen. Een onderzoek vergt tijd en het is niet in het belang van de kinderen, mede vanwege hun kindeigen problematiek, om terug te verhuizen naar de regio [woonplaats] . Een onderzoek zal dan ook niet tot een ander advies leiden. Daar komt nog bij dat de moeder haar netwerk heeft in [gekozen woonplaats] en omstreken.
3.9.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a en b BW, het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft en een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
3.9.1.
In het kader van een verhuisverzoek dient de rechter op de voet van artikel 1:253a BW een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Daarbij dienen alle omstandigheden van het geval in acht te worden genomen.
Deze maatstaf biedt de rechter ruimte om rekening te kunnen houden met alle relevante gezichtspunten en gevolgen van een voorgenomen verhuizing van het kind. In het algemeen is het belang van de kinderen een overweging van eerste orde.
3.9.2.
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het volgende gebleken. Partijen hebben gedurende hun huwelijk in [woonplaats] gewoond in de woning waar de vader nog steeds woont. Vanaf eind oktober 2016 is de moeder met de kinderen bij haar moeder (oma mz) in [gekozen woonplaats] gaan logeren. De moeder en de kinderen zijn vervolgens niet naar de man teruggegaan maar bij de oma mz in [gekozen woonplaats] gebleven. De moeder stelt dat zij tot deze beslissing is gekomen omdat er sprake is geweest van huiselijk geweld, hetgeen de vader ontkent. Sinds 24 november 2016 wordt de moeder begeleid door de stichting Arosa en heeft zij met behulp van deze stichting in de buurt van haar familie huisvesting gevonden. Twee van de kinderen zitten inmiddels op een school in [gekozen woonplaats] . De vader ziet de kinderen eenmaal per twee weken van vrijdag na school tot zondag 17.00 uur.
Het hof acht zich voldoende voorgelicht om een beslissing op de voorliggende verzoeken te nemen en zal dan ook geen nader onderzoek door de raad gelasten.
3.9.3.
Het hof is van oordeel dat het belang van de vader bij afwijzing van het verzoek van de moeder om naar [gekozen woonplaats] te verhuizen zonder meer zwaarwegend is. Hij had voordien dagelijks (opvoed)contact met de kinderen. Nadat hij onverwacht is geconfronteerd met de verhuizing van de moeder naar [gekozen woonplaats] ziet hij de kinderen slechts een weekend in de twee weken en is vader, mede door de grote afstand tussen [woonplaats] en [gekozen woonplaats] , anders dan voorheen niet in staat om de door hem gewenste actieve en betrokken vader te zijn.
3.9.4.
Weliswaar stelt de moeder daartegenover dat sprake is geweest van huiselijk geweld, doch op grond van de processtukken en het verhandelde ter zitting is dit niet voldoende aannemelijk geworden. Enige concrete en geobjectiveerde onderbouwing van deze stelling, bijvoorbeeld door het over leggen van aangiftes of (medische) verklaringen, ontbreekt. Derhalve is evenmin aannemelijk geworden dat er voor de moeder een noodzaak bestond om zonder enige voorbereiding [woonplaats] te ontvluchten en daar niet meer naar terug te keren. Deze conclusie zou een terugverhuizing kunnen rechtvaardigen, ware het niet dat het belang van de kinderen zich daartegen verzet. Het hof overweegt daartoe het volgende.
3.9.5.
Inmiddels verblijven de kinderen al bijna twee jaar in [gekozen woonplaats] en zijn zij daar geworteld. Nadat de moeder enige tijd met de kinderen bij haar moeder heeft gewoond heeft zij inmiddels een eigen woning en gaan twee van de drie kinderen in de buurt van de huidige woning naar school. Na een onrustige periode met twee snel op elkaar volgende verhuizingen is de noodzakelijke rust en stabiliteit weer in het leven van de kinderen teruggekeerd.
Het is in het bijzonder voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] van belang dat zij deze rust behouden, te meer nu er bij hen sprake is van kindeigen problematiek.
Bij [minderjarige 2] is een verstandelijke beperking geconstateerd en hij heeft last van gedragsproblemen en emotionele problematiek. Er zijn kenmerken van autisme en de spraak is nog niet goed ontwikkeld. Uit de stukken is gebleken dat [minderjarige 2] een bovengemiddelde behoefte heeft aan structuur. Nu in [gekozen woonplaats] inmiddels diverse zorg voor [minderjarige 2] is ingezet en hij inmiddels speciaal onderwijs volgt op een school bij hem in de buurt, wordt een verandering van omgeving op dit moment niet in zijn belang geacht. Het is voor [minderjarige 2] noodzakelijk dat de rust en stabiliteit die hij thans ervaart, worden gecontinueerd.
Bij [minderjarige 1] waren er aanvankelijk ook problemen in zijn ontwikkeling. Er was sprake van een achterstand in de taal en hij had last van gedragsproblemen. De afgelopen periode heeft [minderjarige 1] echter een positieve ontwikkeling meegemaakt en gaat het goed met hem.
Een terugverhuizing naar [woonplaats] brengt voor [minderjarige 1] met zich mee dat hij opnieuw uit zijn vertrouwde omgeving wordt weggehaald en hij opnieuw van school zal moeten wisselen. Vanwege de positieve ontwikkeling die hij heeft doorlopen en de achterstanden die hij heeft ingehaald, acht het hof een terugverhuizing evenmin in het belang van [minderjarige 1] .
Alhoewel er ten aanzien van [minderjarige 3] ook zorgen zijn over haar ontwikkeling en zij om die reden vroegtijdig naar een peuterspeelzaal gaat, acht het hof dit in het kader van het onderhavige verhuisverzoek minder relevant, nu [minderjarige 3] nog jong is en een terugverhuizing op haar minder impact zal hebben. Maar ook voor haar geldt dat een terugverhuizing mede gelet op de impact die dit op de twee andere kinderen zal hebben, niet in haar belang is.
3.9.6.
Op grond van het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat het belang van de kinderen om naar [gekozen woonplaats] te verhuizen zwaarder weegt dan het belang van de vader bij het weigeren van de gevraagde vervangende toestemming.
Dit brengt derhalve met zich mee dat het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te geven om met de kinderen naar [gekozen woonplaats] te verhuizen, alsnog zal worden toegewezen.
Daarbij benadrukt het hof dat het van belang is dat de kinderen ook een goede band met de vader kunnen behouden. De kinderen zijn immers ook aan de vader gehecht en hebben belang bij regelmatige contacten met de vader.
3.9.7.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen dient het primaire en subsidiaire verzoek van de vader te worden afgewezen. De beslissing van de rechtbank ten aanzien van het hoofdverblijf van de kinderen zal worden bekrachtigd.
De kinderen zijn gewend zijn om bij de moeder te wonen en de moeder is de afgelopen jaren de hoofdopvoeder van de kinderen geweest. Afgezien van hun problematiek en hetgeen hiervoor reeds is overwogen, ontwikkelen de kinderen zich naar wens en is de thuissituatie voor de kinderen vertrouwd en veilig.
3.9.8.
Het meer subsidiaire verzoek van de vader inzake de zorgregeling zal worden toegewezen. Er wordt feitelijk al uitvoering aan deze regeling gegeven en de regeling verloopt naar behoren.
Het hof zal derhalve een weekendregeling vaststellen waarbij de kinderen eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag na school tot zondagmiddag 17.00 uur bij de vader verblijven, alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties en feestdagen. Partijen zijn het er over eens dat de moeder de kinderen op een nader overeen te komen plek halverwege [gekozen woonplaats] [woonplaats] brengt en haalt. Het hof zal dit dan ook dienovereenkomstig bepalen.
Het hof gaat er daarnaast vanuit dat de vader waar mogelijk nog zal worden gecompenseerd door de zorgregeling uit te breiden op extra vrije schooldagen of tijdens vakanties, zoals door de moeder ter zitting in hoger beroep uitdrukkelijk is toegezegd.
3.9.9.
Omdat de moeder geen bezwaren heeft aangevoerd tegen de door de vader verzochte informatieregeling zal het hof bepalen dat de vader wekelijks door de moeder per email wordt geïnformeerd over gewichtige aangelegenheden omtrent de kinderen.
Het hof ziet thans geen aanleiding om hieraan een dwangsom te verbinden.
Het verzoek van de vader om hem te informeren over het verblijfadres van de kinderen en de school/opvang van de kinderen is ter zitting in hoger beroep ingetrokken en ligt derhalve niet meer voor in hoger beroep.
3.10.
Gelet op het feit dat partijen ex-echtgenoten zijn, ziet het hof anders dan de vader heeft verzocht, aanleiding om de kosten van het onderhavige hoger beroep te compenseren.
3.11.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van
13 september 2017, voor zover de rechtbank daarbij heeft beslist op de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en op het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om te verhuizen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verleent de moeder alsnog toestemming om met de minderjarige kinderen
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] ,
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] en
[minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] ,
te verhuizen naar [gekozen woonplaats] ;
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot voornoemde kinderen de volgende regeling vast:
de vader en de kinderen zijn gerechtigd tot omgang met elkaar eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag na school tot zondagmiddag 17.00 uur, alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties en feestdagen, waarbij het wisselmoment op een nader overeen te komen plek halverwege [gekozen woonplaats van de moeder en de woonplaats van de vader] zal plaatsvinden en de moeder de kinderen naar deze plek zal brengen en zal halen;
stelt een informatieregeling vast waarbij de moeder de vader eenmaal per week per email zal informeren over gewichtige aangelegenheden betreffende de kinderen;
bekrachtigt de beslissing van de rechtbank voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, C.N.M. Antens en H. van Winkel en is op 4 oktober 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. C.E.M. Geertsma-van Ooijen, griffier.