In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de raadsheer-commissaris in het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarbij de identiteit van een getuige verborgen zou worden gehouden. De raadsman van de verdachte, mr. Van de Luijtgaarden, heeft verzocht om de getuige als beperkt anonieme getuige te horen, omdat deze getuige cruciale informatie zou hebben over een strafzaak. De getuige heeft echter aangegeven zijn identiteit niet bekend te willen maken uit angst voor bedreiging. De raadsheer-commissaris heeft daarop besloten dat de identiteit van de getuige verborgen zou blijven tijdens het verhoor.
Het hof heeft het hoger beroep inhoudelijk behandeld en de advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van het hoger beroep, terwijl de raadsvrouw van de verdachte heeft gepleit voor vernietiging van de beschikking. Het hof heeft vervolgens beoordeeld of de raadsheer-commissaris terecht heeft besloten tot anonimiteit van de getuige. Het hof concludeert dat er onvoldoende concrete feiten zijn gepresenteerd die de dreiging voor de getuige onderbouwen, en dat de eisen van artikel 226a van het Wetboek van Strafvordering niet zijn nageleefd.
Daarom heeft het hof besloten het hoger beroep toe te wijzen en de beschikking van de raadsheer-commissaris te vernietigen. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, waarbij de voorzitter en de leden de beschikking hebben ondertekend, met uitzondering van één lid dat buiten staat was om te ondertekenen.