In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt in een vakantiewoning. De veroordeelde, geboren in 1964, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de politierechter van 10 januari 2017, waarin een vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht was behandeld. De advocaat-generaal vorderde dat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel zou schatten op € 16.770,68, terwijl de politierechter een hoger bedrag had vastgesteld.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de veroordeelde betoogd dat hij geen voordeel heeft genoten uit de hennepkwekerij, die in zijn gehuurde woning was aangetroffen. Hij stelde dat de opbrengst van de hennep zeer gering was en dat de kosten van de kwekerij hoger waren dan de opbrengst. Het hof heeft echter geoordeeld dat de veroordeelde wel degelijk voordeel heeft genoten en heeft de schatting gebaseerd op het BOOM-rapport, dat richtlijnen biedt voor de schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij.
Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde een opbrengst heeft gehad van 5.808 gram hennep, wat bij een kiloprijs van € 3.280,00 een bedrag van € 19.050,24 oplevert. Na aftrek van reële uitvoeringskosten, waaronder huur en investeringen, heeft het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 14.154,68. Tevens is er rekening gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een korting op de betalingsverplichting. Uiteindelijk heeft het hof de veroordeelde verplicht tot betaling van € 13.446,95 aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.