Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- heeft afgewezen de vordering van de man tot het toedelen aan de vrouw van de vordering van de VOF op [handelmaatschappij] ;
- heeft afgewezen de vordering van de man aangaande zijn erfenis;
- de rechtbank een deskundigenonderzoek heeft bevolen,
- dat van het vermogen van de VOF aan de man wordt toegedeeld een bedrag van € 121.000,-- en aan de vrouw de vordering op [handelmaatschappij] Handelmaatschappij B.V. van € 121.000,-- en te bepalen dat het resterende vermogen van de VOF wordt verdeeld conform de kapitaalrekeningen van partijen behorende bij de jaarrekening per 30 juni 2016 zoals zijn overgelegd, maar aangepast aan de rechtsoverwegingen van de rechtbank in rov. 2.4.7 en de corresponderende beslissing in rov. 3.2 van de bestreden beschikking;
- dat de door de man in het geding gebrachte concept-jaarrekening per 30 juni 2016 en de daarbij behorende kapitaalverdeling de man en de vrouw niet behoeft te worden aangepast wegens de verdeling van de erfenis van de vader van de man en te verklaren voor recht dat de correctie zoals aangebracht in de concept-jaarrekening 2015 betreffende de erfenis van de vader van de man, terecht werd gemaakt.
- de man, bijgestaan door mr. Bezemer;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Willems.
3.De beoordeling
- afgewezen de vorderingen van de man zoals in rov. 2.4. tot en met 2.6. in die beschikking overwogen;
- een deskundigenonderzoek bevolen en de deskundige verzocht:
- bepaald dat bij nadere beschikking een deskundige zal worden benoemd;
- bepaald dat de zaak pro forma zal worden aangehouden tot 6 oktober 2017 voor de benoeming van de deskundige en de overige in verband met het deskundigenbericht nog te nemen beslissingen;
- de verdere behandeling en beslissing van de verzochte nevenvoorzieningen pro forma wordt aangehouden tot 2 februari 2018.
- de vordering op [handelmaatschappij] (grief 1);
- de erfenis (grief 2);
- deskundigenbenoeming (grief 3).
manhoudt in dat de rechtbank ten onrechte heeft afgewezen zijn vordering om in het kader van de vereffening van de VOF aan de vrouw toe te delen de vordering van de VOF op [handelmaatschappij] handelsmaatschappij (hierna te noemen: [handelmaatschappij] ) van € 121.000,-- en aan de man uit het vermogen van de VOF wordt toegedeeld eenzelfde bedrag. Ter toelichting op zijn grief voert de man het volgende aan.
vrouwheeft hiertegen verweer gevoerd. De rechtbank heeft de vordering van de man tot het toedelen aan de vrouw van de vordering van de VOF op [handelmaatschappij] , terecht afgewezen. De overeenkomst met betrekking tot de verkoop van Delatio is mede door de man ondertekend. Deze overeenkomst is neergelegd in een e-mailbericht dat op 18 april 2016 is geprint. Vervolgens heeft de vrouw de overeenkomst getekend en ter ondertekening aan de man afgegeven. De overeenkomst is opgesteld door de advocaat van [handelmaatschappij] (mr. Goorts). Deze is op enig moment de belangen van de man gaan behartigen in de toen op handen zijnde echtscheiding. Tijdens een telefoongesprek dat de advocaat van de vrouw voerde met mr. Goorts op 10 mei 2016, heeft mr. Goorts aan de advocaat van de vrouw medegedeeld dat de man de overeenkomst “vorige week” had getekend en ook het eigendomsbewijs van Delatio aan hem heeft overhandigd. Mr. Goorts heeft medegedeeld dat hij het eigendomsbewijs aan [handelmaatschappij] heeft afgegeven.
hofoordeelt als volgt.
manhoudt in dat de rechtbank ten onrechte de vordering van de man ten aanzien van zijn erfenis heeft afgewezen. Ter toelichting op zijn grief voert hij het volgende aan.
vrouwheeft hiertegen verweer gevoerd. Uit de door de man overgelegde bankafschriften blijkt dat in totaal € 128.000,-- van de gezamenlijke spaarrekening van partijen naar de lopende rekening van het bedrijf is overgemaakt. Daarvan kan niet worden aangewezen welke bedragen specifiek uit de erfenis afkomstig zijn. Dat de man deze bedragen heeft geleend aan de VOF is niet het geval. Bovendien ontbreekt daarvan ieder bewijs.
hofoverweegt als volgt.