3.4Met grief 1 betoogt [appellante] dat de door Termaflex aan de ontslagvergunningaanvraag d.d 10 maart 2015 ten grondslag gelegde reden, te weten ‘ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding’ een niet bestaande reden, valse reden is, ter onderbouwing waarvan Thermaflex gegevens aan het UWV heeft gepresenteerd die niet juist zijn. Thermaflex heeft een valse voorstelling van zaken gegeven van hetgeen zich sinds de ziekmelding van [appellante] d.d. 25 februari 2013 heeft voorgedaan.
Zo heeft Thermaflex, aldus [appellante] , samengevat,
in strijd met de waarheid verklaard dat [appellante] zonder meer arbeidsongeschikt is geraakt en zodra zij voldoende was hersteld om in eigen functie te re-integreren, zou hebben aangegeven een functie buiten Thermaflex te ambiëren. Volgens [appellante] was haar re-integratie niet slechts gericht op het tweede spoor. Nadat [appellante] arbeidsongeschikt was geraakt vanwege de werksituatie is in overleg en overeenstemming met Themaflex en de betrokken arbodienst besloten haar re-integratie langs het eerste en het tweede spoor te laten plaatsvinden. Op 20 mei 2014 heeft [appellante] een aanvang gemaakt met het verrichten van re-integratie werkzaamheden op het kantoor van Thermaflex. Op 22 mei 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Thermaflex, [appellante] en loopbaan- en coaching-bureau [loopbaan- en coaching-bureau] . Besproken is dat [appellante] de komende 3 maanden zou worden vrijgesteld van werkzaamheden in het eerste spoor en dat gedurende juni t/m augustus 2014 de re-integratie tijdelijk slechts gericht zou worden op het tweede spoor. De bedoeling was dat eerst een loopbaanoriëntatie zou worden afgerond, waarbij [appellante] de gelegenheid werd geboden om even geheel los te komen van Themaflex, voordat kon worden bepaald of [appellante] nog een rol binnen Themaflex zou kunnen vervullen;
in strijd met de waarheid verklaard dat partijen zich uitsluitend op het tweede spoor hebben gericht. Volgens [appellante] hebben partijen zich niet uitsluitend gericht op het tweede spoor;
in strijd met de waarheid verklaard dat [appellante] tijdens het voortgangsgesprek met Thermaflex op 14 november 2014 zou hebben aangegeven dat zij de wens had om een andere baan (buiten Themaflex) te aanvaarden. Nadat [appellante] gedurende 3 maanden het tijdelijk 2e spoor traject via [loopbaan- en coaching-bureau] had doorlopen heeft op 29 augustus 2014 een voortgangsgesprek plaatsgehad tussen [appellante] , Thermaflex en [loopbaan- en coaching-bureau] en zijn de eerste terugkoppelingen weergegeven van het uitgevoerde loopbaanonderzoek. Daaruit is onder andere naar voren gekomen dat [appellante] geen uitvoerende taken en details moest behandelen. [appellante] heeft op 14 november 2014 een presentatie gegeven en aangegeven dat terugkeer in een functie onder strategisch niveau en zonder mandaat van binnen Themaflex geen haalbare gezonde optie voor haar is. Zij heeft voorts aangegeven dat zij de ambitie heeft om door te groeien tot het niveau van CEO. [appellante] betoogt dat zij daarmee heeft bedoeld dat voor een succesvolle terugkeer van haar in haar functie van CODO voortaan het onverkorte mandaat van CEO [CEO van Thermalex] ( [CEO van Thermalex] van Thermaflex, hof) vereist was. Het gesprek op 14 november 2014 had als doel, zo betoogt [appellante] , om te bezien of Thermaflex nog een match kon zijn voor [appellante] . Voorts betoogt [appellante] dat [CEO van Thermalex] - die zijn presentatie voor 14 november 2014, in strijd met de gemaakte afspraken - in het geheel niet had voorbereid, naar het hof begrijpt op 14 november 2014, te kennen heeft gegeven dat hij slechts mogelijkheden voor [appellante] zag ter zake monitoren en coördineren van Organisation Development werkzaamheden. [appellante] stelt vervolgens, op 21 november 2014, tijdens een gesprek tussen haar en CEO [CEO van Thermalex] onverwacht te zijn overvallen door de mededeling van [CEO van Thermalex] dat [appellante] niet meer zou passen binnen de structuur van Themaflex en dat [CEO van Thermalex] tot ontslag van [appellante] wenste te komen, waarbij komt dat Thermoflex reeds op 21 oktober 2014 bij de arbodienst had geïnformeerd over het al dan niet kunnen aanbieden van een vaststellingsovereenkomst aan [appellante] gericht op het einde van haar dienstverband gelet op haar arbeidsongeschiktheid.
in strijd met de waarheid gesteld dat [appellante] zelf om een vaststellingsovereenkomst zou hebben verzocht, gericht op de beëindiging van haar dienstverband. [appellante] stelt dat zij op 28 november 2014 een vervolggesprek heeft gehad met [HR manager] (HR manager) over de wijze waarop Thermaflex tot beëindiging van het dienstverband met [appellante] wenste te komen, aan welke beëindiging Thermaflex vast hield, terwijl aan [appellante] de mogelijkheden daartoe werden geschetst. Aangegeven werd dat [appellante] zich hersteld zou moeten melden, dat zij vervolgens zou worden vrijgesteld van werk bij Thermaflex en dat [loopbaan- en coaching-bureau] [appellante] zou kunnen ondersteunen bij het vinden van ander werk. Afgesproken werd dat [HR manager] aan [appellante] een concept vaststellingovereenkomst zou toesturen. Op 2 december 2014 heeft zij zich beter gemeld en eerst nadat bleek dat de door haar ontvangen concept vaststellingsovereenkomst wel een heel algemene aard had, zonder invulling van ter zake doende gegevens, heeft [appellante] verzocht om een maatwerk ingevulde versie zodat zij het aanbod van Thermaflex ter zake op waarde zou kunnen schatten.
in strijd met de waarheid verklaard dat Thermaflex [appellante] nog een laatste voorstel zou hebben gedaan om in een mediation-traject aan te geven hoe [appellante] denkt de arbeidsrelatie op een zinvolle manier voort te kunnen zetten in de bedongen arbeid, nadat [appellante] met de bedrijfsarts zou hebben gekozen voor spoor 2 nadat zij in haar presentatie de functie van CODO andermaal afwees en zou vasthouden aan beëindiging. Van een poging tot herstel van de arbeidsrelatie was, zo begrijpt het hof het betoog van [appellante] , geen sprake, omdat Thermaflex aan de mediator zou hebben aangegeven dat mediation gericht op beëindiging van de arbeidsovereenkomst voorlag. Thermaflex verwijt [appellante] , aldus [appellante]
,geheel ten onrechte dat Thermaflex geen vertrouwen meer had in de oprechtheid van [appellante] omdat [appellante] sinds 21 januari 2015 niet met Thermaflex in gesprek zou willen gaan.