In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 oktober 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingeleid door [appellante], handelend onder de naam Kapsalon [kapsalon 1] en Kapsalon [kapsalon 2]. De zaak betreft een incident waarin [appellante] verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis van de kantonrechter, dat haar had veroordeeld tot betaling van een stagevergoeding aan [geïntimeerde]. De kantonrechter had [appellante] veroordeeld tot betaling van € 5.284,31, inclusief wettelijke rente en proceskosten, en het vonnis was uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
[appellante] stelde dat zij door haar financiële situatie niet in staat was om aan de veroordeling te voldoen en dat executie van het vonnis zou leiden tot een dreigende executieverkoop van haar woning. Het hof overwoog echter dat [appellante] niet had aangetoond dat er sprake was van een juridische of feitelijke misslag in het vonnis van de kantonrechter. Bovendien werd het belang van [geïntimeerde] bij de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde veroordeling als evident beschouwd, aangezien zij niet wilde wachten tot de veroordeling onherroepelijk was.
Het hof concludeerde dat de belangen van [appellante] niet zwaarder wogen dan die van [geïntimeerde] en wees de vordering tot schorsing af. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak, die naar de rol werd verwezen voor memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerde].