ECLI:NL:GHSHE:2018:3995

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 september 2018
Publicatiedatum
27 september 2018
Zaaknummer
200.179.629_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake gezag en omgang tussen vader en minderjarige

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een hoger beroep, betreft het een geschil over het gezag en de omgang tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H.M. Verstraten, heeft hoger beroep ingesteld tegen de moeder, die op een geheim adres woont en wordt bijgestaan door advocaat mr. J.H.M. Handring. De zaak is aanhangig gemaakt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 27 september 2018 een vierde tussenbeschikking heeft gegeven. De eerdere beschikking van 21 juni 2018 had al vastgesteld dat er een noodzaak was voor professionele begeleiding bij de omgang tussen de vader en het kind, en dat een gedwongen kader via een ondertoezichtstelling overwogen moest worden. De rechtbank Limburg heeft op 29 augustus 2018 besloten om het kind onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling (GI) voor een periode van negen maanden.

Het hof heeft in deze beschikking de vader voorlopig gerechtigd verklaard tot begeleide omgang met het kind, waarbij de invulling van deze omgang aan de GI wordt overgelaten. Het hof heeft benadrukt dat het van belang is dat er contact tussen de vader en het kind tot stand komt, en dat dit contact onder professionele begeleiding moet plaatsvinden. De beslissing over de omgang is aangehouden tot een pro forma datum van 1 april 2019, in afwachting van verdere rapportage van de GI over het verloop van de begeleide omgang. Het hof heeft de moeder en de vader aangespoord om een positieve bijdrage te leveren aan het herstel van de relatie tussen de vader en het kind.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 27 september 2018
Zaaknummer: 200.179.629/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/04/123065 / FA RK 13-641
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.H.M. Verstraten,
tegen
[verweerster],
wonende op een geheim adres,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.H.M. Handring.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
 Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio: Zuidoost Nederland, locatie: [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

13.De beschikking d.d. 21 juni 2018

13.1.
In rechtsoverweging 11.9. van die beschikking heeft het hof, voor zover thans van belang, het volgende overwogen:
“Gelet hierop moet alles in het werk worden gesteld om te bewerkstelligen dat de omgang tussen de vader en [minderjarige] tot stand komt. Het hof acht het noodzakelijk dat het contact onder professionele begeleiding wordt opgestart. Met de raad acht het hof daartoe een BOR-traject aangewezen. Het verleden heeft evenwel uitgewezen dat dit traject in een vrijwillig kader niet van de grond is gekomen, hetgeen niet uitsluitend aan de vader is te wijten. Een gedwongen kader middels een ondertoezichtstelling van [minderjarige] kan daarin verandering brengen. [….] Of [minderjarige] onder toezicht moet worden gesteld ligt thans evenwel niet ter beslissing aan het hof voor, maar aan de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond. Het hof acht het aangewezen om, alvorens nader op het omgangsverzoek te beslissen, de beslissing van de rechtbank op het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] af te wachten.”
13.2.
In het dictum van die beschikking heeft het hof de moeder verzocht zo spoedig mogelijk nadat de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitspraak heeft gedaan op het verzoek van de raad om [minderjarige] onder toezicht te stellen, deze uitspraak aan het hof te doen toekomen. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot pro forma 30 augustus 2018.

14.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

14.1.
Het hof heeft – in aanvulling op de stukken die ten tijde van de beschikking van 21 juni 2018 onderdeel uitmaakten van het dossier – kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief van de advocaat van de moeder van 12 juli 2018;
  • de brief van de advocaat van de vader van 6 september 2018 met bijgevoegd een afschrift van de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 29 augustus 2018.

15.De verdere beoordeling

15.1.
Bij de onder rechtsoverweging 14.1. vermelde (uitvoerbaar bij voorraad verklaarde) beschikking van 29 augustus 2018 heeft de rechtbank [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 29 augustus 2018 tot 29 mei 2019.
15.2.
Zoals in de tussenbeschikking van dit hof van 21 juni 2018 is overwogen, is van belang dat er contact tussen de vader en [minderjarige] tot stand komt en dient dit contact onder professionele begeleiding te worden opgestart. Gelet op het gebrek aan vertrouwen en communicatie tussen partijen, de lange tijd dat [minderjarige] de vader niet heeft gezien en het huidige negatieve en angstige vaderbeeld bij [minderjarige] , zal de inzet van hulpverlening nodig zijn om het contact tussen de vader en [minderjarige] op te bouwen. Naar het oordeel van het hof moeten hiertoe in het kader van de ondertoezichtstelling verdere stappen worden gezet. Het hof gaat ervan uit dat de gezinsvoogd zich er voor zal inspannen dat het contact tussen de vader en [minderjarige] geleidelijk wordt hersteld zodra daarvoor bij [minderjarige] een opening bestaat, en dat deze de geëigende middelen zal inzetten om het vertrouwen en de communicatie tussen de ouders te verbeteren. Het hof laat het aan de GI over om te bepalen of het contact tussen de vader en [minderjarige] voorlopig wordt begeleid door de Mutsaersstichting dan wel een andere daartoe geschikte instantie of de gezinsvoogd zelf.
15.3.
Het hof zal de beslissing over de omgang aanhouden tot de hierna te melden pro forma datum, in afwachting van berichtgeving van de GI over het verloop van de begeleide omgang. Het hof verwacht van de moeder dat zij voor [minderjarige] de emotionele ruimte schept om op onbelaste wijze contacten met de vader aan te gaan, en van de vader dat hij bereid is ‘mee te bewegen’ al naar gelang de mogelijkheden die er bij [minderjarige] bestaan om tot die contacten te komen.

16.De beslissing

Het hof:
bepaalt dat de vader voorlopig, totdat daarover nader wordt beslist, gerechtigd is tot begeleide omgang met [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat de begeleide omgang voorlopig, totdat daarover nader wordt beslist, zal plaatsvinden onder regie van de GI, waarbij de invulling (waaronder de vraag door wie de omgang wordt begeleid) wordt overgelaten aan de GI;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de GI tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum het hof schriftelijk te informeren over het verloop van de begeleide omgang, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen en de raad;
houdt iedere verdere beslissing omtrent de omgang aan tot PRO FORMA 1 april 2019.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.M.M. Mostermans, H. van Winkel en H.J. Witkamp, bijgestaan door de griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 september 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.