ECLI:NL:GHSHE:2018:3993

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 september 2018
Publicatiedatum
27 september 2018
Zaaknummer
200.243.989_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige], die in een gesloten jeugdhulpsetting verblijft. De moeder van [de minderjarige] heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg van 21 juni 2018 aangevochten, waarin een machtiging tot gesloten jeugdhulp werd verleend. De moeder en [de minderjarige] zijn van mening dat de gesloten plaatsing niet langer noodzakelijk is en verzoeken het hof om de duur van de machtiging te beperken.

Het hof heeft kennisgenomen van de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de gesloten plaatsing van [de minderjarige]. De rechtbank heeft eerder al verschillende machtigingen tot gesloten jeugdhulp verleend, waarbij de ontwikkeling van [de minderjarige] en de problematische ouder-kindrelatie centraal stonden. De moeder heeft ter zitting van het hof aangegeven dat zij positieve veranderingen bij [de minderjarige] waarneemt, maar dat zij ook vreest dat deze veranderingen tijdelijk zijn. De gezinsvoogd van de GI heeft echter benadrukt dat de positieve ontwikkelingen nog pril zijn en dat er een risico bestaat op terugval.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat het nog te vroeg is om de gesloten plaatsing te beëindigen. De noodzakelijke structuur en veiligheid die de gesloten setting biedt, zijn van groot belang voor [de minderjarige] om te kunnen werken aan zijn ontwikkeling en om te voorkomen dat hij zich aan de jeugdhulp onttrekt. Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de moeder en [de minderjarige] afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak : 27 september 2018
Zaaknummer : 200.243.989/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/250899 / JE RK 18-1243
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de hierna te noemen [de minderjarige] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
en
[de minderjarige],
thans opgenomen en verblijvende in de accommodatie voor gesloten jeugdhulp van Juzt (Luna) te [verblijfplaats] (Noord-Brabant),
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
appellanten,
advocaat: mr. F.M. van Venrooij-Nieuwenhuis,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 21 juni 2018.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 augustus 2018, hebben de moeder en [de minderjarige] , zoals toegelicht ter zitting, het hof verzocht voormelde beschikking (gedeeltelijk) te vernietigen en opnieuw rechtdoende bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de machtiging uithuisplaatsing wordt beperkt tot de periode juni 2018 tot en met augustus 2018 totdat [de minderjarige] in september 2018 een opleiding kan volgen, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
2.2.
Op 4 september 2018 is van de zijde van de GI ingekomen een verweerschrift met bijlagen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 september 2018.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder en [de minderjarige] , bijgestaan door mr. Van Venrooij-Nieuwenhuis;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsvoogd [vertegenwoordiger van de GI] .
2.3.1.
Namens de raad is, hoewel behoorlijk opgeroepen, geen vertegenwoordiger ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van het V1-formulier, met als bijlagen de processtukken uit de eerste aanleg, van de advocaat van de moeder en [de minderjarige] d.d. 9 augustus 2018.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de moeder is - voor zover hier van belang - op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] [de minderjarige] geboren. De moeder oefent het gezag uit over [de minderjarige] .
3.2.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 14 november 2016 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. Deze ondertoezichtstelling is bij beschikking van diezelfde rechtbank van 2 november 2017 verlengd tot 14 november 2018.
3.3.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 4 december 2016 is een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend en bij beschikking van 19 december 2016 is een machtiging gesloten jeugdhulp tot 19 juni 2017 verleend. Daarna zijn bij beschikkingen van 15 juni 2017 en 11 september 2017 machtigingen gesloten jeugdhulp verleend respectievelijk van 19 juni 2017 tot 19 september 2017 en van 19 september 2017 tot 14 november 2017.
3.4.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 2 november 2017 is aan de GI machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie zorgaanbieder 24 uurs, met ingang van 14 november 2017 tot uiterlijk 14 november 2018.
Op basis van deze beschikking verbleef [de minderjarige] vanaf november 2017 in een open behandelgroep (Polaris) van Juzt.
3.5.
Bij de bestreden beschikking van 21 juni 2018 heeft de rechtbank op verzoek van de GI een machtiging gesloten jeugdhulp verleend ten aanzien van [de minderjarige] met ingang van 21 juni 2018 tot uiterlijk 14 november 2018. Sinds 27 juni 2018 verblijft [de minderjarige] in een gesloten groep (Luna) van Juzt.
3.6.
De moeder en [de minderjarige] kunnen zich met de bestreden beschikking niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.1.
De moeder en [de minderjarige] voeren in het beroepschrift - kort samengevat - het volgende aan. De noodzakelijke hulpverlening is, anders dan beloofd, niet op gang gekomen. Ook de GI heeft geconstateerd dat er onvoldoende hulpverlening is geboden. [de minderjarige] is inmiddels 16 jaar, heeft geen passende therapie en heeft weinig perspectief. Hij is nu weer gesloten geplaatst omdat er te weinig veranderd is. Dat is echter geen argument voor een gesloten plaatsing, maar een herhaling van zetten waarvan niet (alleen) [de minderjarige] een verwijt is te maken.
Ten onrechte wordt geoordeeld dat de plaatsing van [de minderjarige] in een open groep niet haalbaar is. Voorbij wordt gegaan aan het feit dat [de minderjarige] wel degelijk vooruit is gegaan en al wat meer inzicht heeft in zijn functioneren.
Het heeft de voorkeur van [de minderjarige] om een kappersopleiding te volgen. Hij wil een schooldiploma halen waarmee hij kan doorstromen naar de door hem gewenste (vervolg)opleiding. Verder wil hij de mogelijkheid krijgen een bijbaantje te gaan vervullen.
[de minderjarige] ziet in dat hij nog veel moet leren voordat hij zelfstandig kan gaan wonen, maar hij staat hier voor open. Hij is meer praktisch ingesteld. Daarom wil hij, in plaats van een onduidelijke therapie die niet aanslaat, een therapie waarmee hij inzicht kan verkrijgen in zijn functioneren, maar dan op een manier die hij begrijpt en waarmee hij wat kan.
[de minderjarige] heeft verder het idee dat hij uit onmacht is teruggeplaatst naar een gesloten setting.
Er wordt niets gedaan met zijn concrete doelen en hij wordt afgerekend op het verleden. Hij ontkent dat hij recentelijk drugs heeft gebruikt.
De redenen voor de aanvankelijke gesloten plaatsing zijn inmiddels gewijzigd. Het kan niet zo zijn dat de GI voor een gesloten plaatsing kiest omdat de hulpverlening (nog) niet de resultaten heeft geboekt waar men op had gehoopt. Dit is niet alleen aan [de minderjarige] te wijten.
[de minderjarige] wil weer het perspectief krijgen om een kappersopleiding te volgen en/of het vereiste diploma te halen. Aangezien het schooljaar in september 2018 van start gaat, zou het dan een goed moment zijn om hem weer wat meer vrijheid toe te kennen. In de tussentijd kan hij laten zien dat zijn plannen serieus zijn en concreet.
3.6.2.
Ter zitting van het hof heeft [de minderjarige] daaraan het volgende toegevoegd.
Hij erkent dat de gesloten plaatsing hem heeft doen inzien dat zijn gedrag - in de voorliggende periode toen hij in een open setting verbleef - niet goed was; hij heeft inzicht gekregen in wat hij wil bereiken in zijn leven. Hij gaat vanaf het begin van het schooljaar 2018-2019 hele dagen naar school en is nagenoeg voor 100% tijdens de lessen aanwezig geweest. [de minderjarige] denkt dat hij zich, met hulp van zijn mentor, alsnog kan aanmelden voor een kappersopleiding.
Er is, na een periode van weglopen van de gesloten groep in de zomer van 2018, een verbetering ingetreden, reden waarom de duur van de gesloten plaatsing moet worden ingekort. De zorg op de groep bij Juzt is niet optimaal; ook is het er erg druk. [de minderjarige] wil, al dan niet op basis van een voorwaardelijke machtiging, overgeplaatst worden naar een open groep om te laten zien dat hij met de daar geboden vrijheid om kan gaan en een goed contact met zijn moeder kan onderhouden. [de minderjarige] voelt dat hij het vertrouwen heeft van de gedragswetenschapper, temeer nu hij al één dag en vervolgens één nacht op verlof bij de moeder is geweest en dit zal worden uitgebreid naar een weekend. [de minderjarige] heeft verder verklaard dat hij gemotiveerd is om mee te werken, ook aan de door de GI voorgestelde therapieën. De inmiddels gestarte therapie “In beweging kan je leren” verloopt volgens hem goed.
3.6.3.
De moeder heeft ter zitting van het hof benadrukt dat zij versteld staat van de recente veranderingen die zij ziet bij [de minderjarige] . Hoewel zij nog enige vrees heeft dat deze positieve wending van tijdelijke duur is
,gelooft zij in hem. De gesloten plaatsing was volgens de moeder nodig om [de minderjarige] tot inzicht te laten komen. Zij gunt hem echter een niet-gesloten plaatsing en stelt voor om een plaatsing in een fasehuis te overwegen. Het is de wens van de moeder dat [de minderjarige] uiteindelijk weer bij haar komt wonen.
3.7.1.
De GI voert in het verweerschrift - kort samengevat - het volgende aan.
De maatregel van de gesloten plaatsing is nodig geweest om [de minderjarige] te begrenzen en hem bescherming te bieden. De periode van de open plaatsing van 14 november 2017 tot eind juni 2018 werd gekenmerkt door het niet accepteren van gezag door [de minderjarige] , geen vertrouwen hebben in volwassenen, stelselmatig schoolverzuim, nachten lang weglopen, verblijven bij voor de moeder en de gezinsvoogd onbekende volwassenen, het niet goed verlopen van de weekenden bij de moeder, leugens, roken en het gebruiken van grote hoeveelheden alcoholische drank. Tevens bestond er bij de zorginstelling een vermoeden van het gebruik van harddrugs door [de minderjarige] . Daarbij komt dat [de minderjarige] alle verantwoordelijkheid van zich afschoof en deze bij anderen legde.
[de minderjarige] heeft recent aangegeven dat hij nu begrijpt waarom de keuze voor een gesloten plaatsing nodig was. Sinds hij (na zijn weglopen) terug is op Luna, toont hij inzicht en verantwoordelijkheid. [de minderjarige] heeft voor het eerst uitgesproken dat hij het zijn moeder niet gemakkelijk heeft gemaakt, hij erkent nu dat hij zelf een aandeel heeft gehad in hoe de zaken zijn gelopen en hij heeft inmiddels duidelijke doelen voor ogen.
3.7.2.
Ter zitting van het hof heeft de gezinsvoogd opgemerkt dat deze positieve verandering in het gedrag van [de minderjarige] nog pril is en zij eerst wil zien dat een en ander bij [de minderjarige] beklijft. Een eventuele terugval moet worden vermeden. De therapie “In beweging kan je leren” verloopt goed. De gezinsvoogd verwacht echter dat de in september 2018 te starten EMDR-therapie de nodige emoties kan losmaken bij [de minderjarige] . Het is de vraag of men op een open groep díe maatregelen kan nemen die in dat geval voor [de minderjarige] nodig zijn. De gezinsvoogd acht het van belang dat er nu bij [de minderjarige] een goede basis wordt gelegd voor de toekomst. Er wordt momenteel vanuit school meegedacht over de vervolgopleiding voor [de minderjarige] en zijn vakkenpakket is recentelijk uitgebreid. Gezien hetgeen [de minderjarige] nu aan kwalificaties heeft, is het de vraag of hij bij aanvang van het huidige schooljaar had kunnen overstappen naar de kappersopleiding, aldus de gezinsvoogd.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 6.1.2 lid 1 Jeugdwet (Jw) kan de rechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven.
Gelet op artikel 6.1.2 lid 2 Jw staat ter beoordeling of
  • voor [de minderjarige] jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren, en
  • de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [de minderjarige] zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
3.8.2.
Een machtiging voor een jeugdige onder de achttien jaar kan op grond van artikel 6.1.2 lid 3 Jw bovendien slechts worden verleend indien (a) de jeugdige onder toezicht is gesteld, (b) de voogdij over de jeugdige bij een gecertificeerde instelling berust of (c) degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
3.8.3.
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 5 Jw kan een machtiging voorts slechts worden verleend indien het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft, of de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert of de voogdij uitoefent, heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is.
Tot slot behoeft op grond van artikel 6.1.2 lid 6 Jw het verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
3.8.4.
Het hof stelt allereerst vast dat is voldaan aan de formele vereisten als vermeld in de rechtsoverwegingen 3.8.2. en 3.8.3.
3.8.5.
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat tevens voldaan is aan de hiervoor vermelde vereisten van artikel 6.1.2 lid 2 Jw. Voorts ziet het hof - anders dan de moeder en [de minderjarige] - onvoldoende aanleiding om de duur van de machtiging gesloten plaatsing alsnog te beperken. Het hof overweegt in dit kader als volgt.
3.8.6.
[de minderjarige] is een 16-jarige jongen van wie de eerste levensjaren zeer onveilig waren.
In een eerdere instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper van september 2017 wordt het volgende beeld van [de minderjarige] geschetst. [de minderjarige] heeft een gebrek aan basisveiligheid en wantrouwen naar anderen. Hij heeft nog geen traumaverwerking ondergaan waardoor de sociaal-emotionele ontwikkeling is gestagneerd. Hij reageert nog steeds vanuit de pijn door afwijzing vanuit de moeder en blijft op zoek naar erkenning/bestaansrecht. [de minderjarige] heeft de vaardigheden om zich te verplaatsen in een ander, te reflecteren op zichzelf en zich kwetsbaar op te stellen, niet kunnen ontwikkelen. Hierdoor is hij functioneel gericht. Betrokkenheid in een relatie zal hij afmeten aan opbrengst. [de minderjarige] kan vanuit zelfbehoud/overleving niet anders dan zijn eigen gedrag rechtvaardigen en gevolgen van zijn gedrag bagatelliseren en externaliseren. [de minderjarige] komt nog onvoldoende tot zelfreflectie en het nemen van verantwoordelijkheid voor zijn eigen gedrag. Hierdoor lijkt er sprake te zijn van een lacunaire gewetensontwikkeling.
3.8.7.
Uit de stukken komt verder het volgende naar voren. [de minderjarige] heeft vóór 2016 een periode in internaten verbleven omdat de moeder hem in de thuissituatie niet kon hanteren. Onder druk van [de minderjarige] heeft de moeder begin 2016 de internaatplaatsing beëindigd. Nadat zich vanwege het gedrag van [de minderjarige] in het gezin van de moeder medio april 2016 een crisissituatie heeft voorgedaan, is er op verzoek van de moeder spoedeisende hulp in het gezin gekomen. Na te zijn weggelopen is [de minderjarige] op 12 april 2016 door de politie naar een setting voor gesloten jeugdzorg (Icarus) gebracht. De rechtbank heeft toen echter het verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp afgewezen teneinde [de minderjarige] nog een kans te geven mee te werken aan hulpverlening. Vervolgens is [de minderjarige] op 25 april 2016 in een groep van Reflex (Xonar) geplaatst om van daaruit door te stromen naar een open behandelgroep voor langere tijd. In december 2016 is evenwel een machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor zes maanden, welke machtiging bij beschikking van 15 juni 2017 is verlengd tot 14 november 2017. De reden voor deze gesloten plaatsing was gelegen in een problematische ouder-kind relatie. Tussen [de minderjarige] en de moeder waren regelmatig zeer hevige conflicten waardoor er sprake was van een zeer onveilige thuissituatie. Vanaf het begin van de plaatsing op de gesloten groep Luna (Juzt) toonde [de minderjarige] weerstand en verzet tegen behandeling en begeleiding aldaar, waardoor de voortgang van de behandeling stagneerde. Niettemin heeft de GI aan het einde van deze periode van gesloten plaatsing, gelet op de door [de minderjarige] gezette kleine stappen, in overleg met Juzt besloten om [de minderjarige] de kans te geven zich verder te ontwikkelen in een open setting. Op 11 november 2017 is hij doorgestroomd naar de open groep Polaris van Juzt om hier verder te werken aan zijn doelen en van daaruit verder te zoeken naar een passende vervolgplek.
Vanaf januari 2018 werd evenwel weer een terugval gezien in het gedrag van [de minderjarige] . Er was sprake van winkeldiefstal tijdens een weekendverblijf bij de moeder, er waren weer weekenden dat hij de strijd met de moeder aanging en haar provoceerde, hij was nachtenlang weg en verbleef bij personen die bij de moeder en de GI niet bekend waren, hij liep weg van het terrein van de zorginstelling buiten de afspraken om, nuttigde op de groep en daarbuiten alcohol en ondermijnde het gezag van de groepsleiding. In de periode maart 2018 - mei 2018 ontving de GI van Polaris geregeld berichten, waaruit volgde dat [de minderjarige] was weggelopen en dat ook de moeder niet wist waar hij verbleef. Vanuit school kwamen zorgsignalen dat [de minderjarige] zijn straf niet wilde uitvoeren en dat hij wegbleef van school of eerder naar de groep terugging.
Na plaatsing van [de minderjarige] op de gesloten groep Luna van Juzt op 27 juni 2018, is [de minderjarige] op 29 juni 2018 weggelopen en uiteindelijk op 6 juli 2018 opgespoord en door de politie teruggebracht naar de groep.
3.8.8.
Sinds de terugkeer op de groep op 6 juli 2018 wordt, zo is ter mondelinge behandeling bij hof gebleken, een positieve lijn gezien wat betreft de motivatie van [de minderjarige] , gaat hij hele dagen naar school, is er nauwelijks sprake van schoolverzuim en is er een goede band tussen hem en de moeder. Hij is begonnen met de therapie “In beweging kan je leren ”en dit bevalt hem. Ook zal hij in september 2018 gaan beginnen aan de traumatherapie.
3.8.9.
Naar het oordeel van het hof zijn voormelde ontwikkelingen positief maar nog pril, mede in acht genomen de eerder geschetste geschiedenis. De therapie “In beweging kan je leren” is net gestart. Hetzelfde geldt voor het nieuwe schooljaar. Verder toont [de minderjarige] pas recentelijk inzicht in zijn eigen aandeel in de gebeurtenissen in het verleden. Het hof acht het van belang dat een en ander eerst bij [de minderjarige] gaat beklijven. De resterende periode van de machtiging gesloten jeugdhulp is naar het oordeel van het hof voor [de minderjarige] nodig om te oefenen met meer vrijheden (zoals het hebben van verlof gedurende de weekenden) en te laten zien dat hij daarmee daadwerkelijk kan omgaan. Ook dient hij in die periode te laten zien dat hij zijn motivatie voor het volgen van therapie en voor school weet vast te houden.
Bovendien dient er rekening mee te worden gehouden dat de traumatherapie veel emoties bij [de minderjarige] kan losmaken. Ongewis is met welk gedrag [de minderjarige] op die therapie zal reageren.
3.8.10.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat het op dit moment nog te vroeg is om de gesloten plaatsing te beëindigen. Er is nu nog een te groot risico dat [de minderjarige] bij het wegvallen van de structuur en de veiligheid die hem binnen de gesloten setting wordt geboden zal terugvallen in zijn eerdere gedragsproblemen, en dat hij zich aan de noodzakelijke jeugdhulp zal onttrekken.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 21 juni 2018;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.M.M. Mostermans, C.N.M. Antens en J.C.E. Ackermans-Wijn en is op 27 september 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.