ECLI:NL:GHSHE:2018:3953

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 september 2018
Publicatiedatum
24 september 2018
Zaaknummer
200.229.621_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en verwijzing naar Maashorst voor begeleide omgang tussen vader en minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De vader verzocht om een zorg- en contactregeling met zijn minderjarige kind, terwijl de moeder een begeleide omgangsregeling voorstelde. De rechtbank had eerder beide verzoeken afgewezen, gezien de problematiek van het kind en de verstoorde relatie tussen de ouders. De vader ging in hoger beroep, waarbij hij de beschikking van de rechtbank wilde laten vernietigen en een omgangsregeling wilde laten vaststellen. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 augustus 2018 zijn beide ouders gehoord, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft kennisgenomen van eerdere rapporten en de situatie van het kind. Het hof heeft besloten om de zaak aan te houden en partijen te verwijzen naar het Omgangshuis van Maashorst voor omgangsbemiddeling, met als doel het contact tussen de vader en het kind te herstellen. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot 21 februari 2019, in afwachting van de resultaten van het traject bij het Omgangshuis.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 20 september 2018
Zaaknummer: 200.229.621/01
Zaaknummers 1e aanleg: C/01/323719 / FA RK 17-3716 & C/01/323374 / FA RK 17-3553
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.G.P.A. van Putten-van den Heuvel,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.J. Laatsman.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
Regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 oktober 2017 met voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 18 december 2017, heeft de vader het hof verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft (de afwijzing van) zijn verzoek tot vastlegging van een zorg- en contactregeling (hof: verder te noemen: omgangsregeling), en over te gaan tot het opleggen van een omgangsregeling die het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 25 januari 2018, heeft de moeder verzocht alle verzoeken van de vader af te wijzen dan wel hem niet-ontvankelijk te verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2018.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. Van Putten-van den Heuvel;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. Laatsman;
  • [vertegenwoordiger van de raad] , als vertegenwoordiger van de raad.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 2 oktober 2017;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 6 juli 2018;
  • het V8-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 16 juli 2018;
  • het V8-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 14 augustus 2018.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen is geboren:
- [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] .
De vader heeft [minderjarige] erkend.
De moeder oefent van rechtswege het gezag over [minderjarige] uit.
[minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder en woont samen met de moeder en haar halfbroer, [halfbroer] (geboren uit een eerdere relatie van de moeder)
.
3.2.
De vader heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat partijen gezamenlijk het gezag over [minderjarige] zullen uitoefenen. Voorts heeft hij verzocht een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] vast te stellen waarbij [minderjarige] gedurende een week van vrijdagmiddag/avond bij de moeder zal verblijven gevolgd door een week van vrijdagmiddag/avond bij de vader, zulks om en om, en de zomervakantie zal worden gedeeld waarbij de vader en de moeder aaneengesloten drie weken de zorg voor [minderjarige] op zich zullen nemen. Ten slotte heeft hij verzocht om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen. De moeder heeft de rechtbank verzocht een begeleide omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] op de woensdagmiddag te bepalen.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank zowel de verzoeken van de vader als het verzoek van de moeder afgewezen gelet op de kindeigen problematiek van [minderjarige] en de
verstoorde verhouding tussen de ouders. Zodra Herlaarhof aangeeft dat [minderjarige] in staat kan worden geacht weer contact met de vader op te bouwen, gaat de rechtbank ervan uit dat dat ook gaat gebeuren. Daarvoor dienen partijen zich dan aan te melden bij het omgangshuis van Maashorst, aldus de rechtbank. De rechtbank geeft daarbij tevens aan dat van partijen verwacht mag worden dat zij zelf op basis van het traject bij Maashorst met de omgang aan de slag gaan en dat partijen er goed aan doen zich alvast, zoals de raad adviseert, voor omgangsbemiddeling aan te melden bij het omgangshuis van Maashorst waar [minderjarige] gelet op haar problematiek al bekend is.
3.4.
De vader kan zich, althans voor zover het betreft de beslissing omtrent de omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] , met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
Op 1 maart 2018 heeft de raad een verzoek tot onderzoek ontvangen van Veilig Thuis. Dit verzoek heeft geleid tot een onderzoek naar de opvoedingssituatie rond [minderjarige] (en [halfbroer] ), waarvan een rapport met betrekking tot [minderjarige] is opgemaakt, gedateerd 15 mei 2018. Uit dit rapport blijkt dat de raad heeft besloten het onderzoek naar de opvoedingssituatie van [minderjarige] af te sluiten onder verwijzing van de vader en de moeder naar de vrijwillige hulpverlening, Sociaal Wijkteam [vestiging] . Uit het raadsrapport volgt ook dat de ouders openstaan voor een traject bij het Omgangshuis.
3.6.
Partijen hebben ter zitting van het hof desgevraagd verklaard dat zij zich, overeenkomstig hetgeen is beschreven in de bestreden beschikking, hebben aangemeld voor omgangsbemiddeling bij het Omgangshuis van Maashorst. Zij hebben, ieder afzonderlijk, startgesprekken gevoerd bij het Omgangshuis. Het traject is echter vanuit het Omgangshuis, in afwachting van de procedures bij de rechtbank en het hof, tijdelijk stopgezet.
3.7.
Uit berichtgeving van Maashorst en de verklaringen van de moeder ter zitting in hoger beroep begrijpt het hof dat de ouders boven aan de wachtlijst staan en het traject hervat zal worden zodra er een rechterlijke uitspraak ligt waarin is beslist dat omgangsbegeleiding via het Omgangshuis gestart dient te worden.
Het hof ziet, mede gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, op dit moment geen contra-indicaties voor een verwijzing van de ouders naar een traject van het Omganghuis van Maashorst om omgangsbemiddeling ten behoeve van contactherstel tussen de vader en [minderjarige] te starten. Hoewel het hof zich realiseert dat de EMDR therapie die [minderjarige] op korte termijn gaat starten van haar de nodige inspanningen zal vragen, acht het hof het tevens in het belang van [minderjarige] dat het contact met de vader onder professionele begeleiding langzaam aan wordt hersteld. Daarbij merkt het hof op dat op beide ouders de verplichting rust om dit contactherstel voor [minderjarige] op een zo onbelast mogelijke wijze te laten plaatsvinden.
Het hof zal derhalve de verdere behandeling van de zaak zes maanden aanhouden tot pro forma 21 februari 2019, teneinde de resultaten van het traject bij het Omgangshuis van Maashorst af te wachten.
3.8.
Op grond van het vorenstaande zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

Het hof:
verwijst partijen naar het Omgangshuis van Maashorst te [vestigingsplaats] voor een traject omgangsbemiddeling ten behoeve van contactherstel tussen de vader en de minderjarige [minderjarige] geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ;
verzoekt het Omgangshuis om het hof tijdig vóór onderstaande pro forma datum schriftelijk te informeren omtrent de resultaten van het traject van de omgangsbemiddeling, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen en aan de raad;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing aan tot 21 februari 2019 PRO FORMA, in afwachting van het verloop van de omgangsbemiddeling.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, E.A.M. Scheij, P.M.M. Mostermans en is op 20 september 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.