Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/311724/HA ZA 16-113)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord met producties, tevens houdende memorie van grieven in incidenteel hoger beroep;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.
3.De beoordeling
- De gemeente [gemeente] bereid is de planologische procedures voor de locaties [laan] , [straat] en [weg] in samenhang met een omgevingsvergunning voor het bouwen van een pand voor de huisvesting van de supermarkt, de [de vennootschap 2] en [tuincentrum] aan de [laan] te starten;
- [geïntimeerde] met de heer [neef van appellant] een huurcontract is overeengekomen voor de huur van het deel van het te bouwen pand aan de [laan] dat bedoeld is voor [tuincentrum] ;
- Er in alle voorgesprekken duidelijk is gemaakt dat er na verhuizing van de [tuincentrum] van de locatie [weg] naar de locatie [laan] op de locatie [weg] geen detailhandel meer mogelijk is, (…)
“Relatie met de overeenkomst tussen [neef van appellant] en [appellant] en verdere bepalingen”, maar dat hiermee gedoeld wordt op de overeenkomst van 1 maart 2014 valt hieruit niet af te leiden. Gelet op het bepaalde in artikel 2.1 waarin vermeld staat dat [neef van appellant] een huurcontract met [appellant] heeft, ligt veeleer voor de hand dat hiermee wordt gedoeld op de gesloten huurovereenkomst tussen [appellant] en [neef van appellant] van 1 december 2014. Door [appellant] is niet toegelicht op grond waarvan aangenomen moet worden dat verwezen wordt naar de overeenkomst van 1 maart 2014. Zelfs indien aangenomen zou moeten worden dat in de Overeenkomst wèl wordt verwezen naar de overeenkomst van 1 maart 2014, dan nog valt zonder nadere toelichting (die ontbreekt) niet in te zien dat een eventuele valsheid van deze laatste overeenkomst maakt dat de Overeenkomst in strijd is met de openbare orde en goede zeden. Dat [geïntimeerde] gehouden zou zijn het origineel van de overeenkomst van 1 maart 2014 in het geding te brengen, is gelet op het voorgaande en nog los van het feit dat [geïntimeerde] gemotiveerd heeft gesteld niet over het origineel van deze overeenkomst te beschikken, niet relevant. Grief 1 faalt.