Uitspraak
[handelsnaam],
5.Het verdere geding in hoger beroep
- het voornoemde tussenarrest waarbij het hof [geïntimeerde] heeft toegelaten tot bewijslevering,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 3 april 2018 waarbij [appellante] in enquête drie getuigen heeft doen horen,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 8 juni 2018 waarbij [geïntimeerde] in contra-enquête twee getuigen heeft doen horen,
- de memorie na enquête van [appellante] met een productie,
- de antwoordmemorie na enquête van [geïntimeerde] .
6.De verdere beoordeling
Als me het eerste deel van de bewijsopdracht wordt voorgelezen en er wordt gevraagd naar de ondeugdelijke werkzaamheden, zeg ik dat [geïntimeerde] het grondhout netjes had gedaan, dat hij de grote vlakken ook netjes had gedaan, maar dat de afwerking slecht was. Daarmee bedoel ik dat [geïntimeerde] de uitwendige hoeken niet netjes had afgewerkt en dat de onderkant over de gehele gevel niet correct aansloot op de waterdorpel. Het had volgens mij 2 tot 2,5 cm moeten zijn, het had zelfs nog 3 cm mogen zijn, maar het was veel meer. Omdat [appellante] onze contactpartij was, heb ik [appellante] daar steeds op aangesproken, maar in het werk heb ik [geïntimeerde] daar ook op gewezen. [geïntimeerde] heb ik steeds kort medegedeeld dat ik het met zijn werk niet eens was. Hij was zelf kundig genoeg om te weten dat het zo niet hoorde. Ik heb hem zeker meermalen gezegd dat die aansluiting en de uitwendige hoeken niet goed door hem waren gedaan. Ik weet zeker dat ik [appellante] meermalen heb gezegd dat zijn werk moest worden hersteld. Ik weet niet meer of ik [geïntimeerde] zelf ook heb verteld dat zijn werk over moest, maar ik heb dat tegen zijn personeel in ieder geval wel gezegd. [geïntimeerde] zelf was namelijk lang niet altijd aanwezig, maar twee mensen van zijn personeel wel: een lange en een kleine jongen, hun namen weet ik niet. Aanvankelijk was [geïntimeerde] met enige regelmaat zelf op het werk, dit was de eerste anderhalve week. Daarna kwam hij steeds minder zelf, maar ik weet niet precies hoelang zijn bedrijf toen nog werk heeft verricht.
Ik heb op dat project ook het opknap- en herstelwerk van de leien gedaan, dat wil zeggen voor één raam, dus totaal voor drie leien. Toen wij op dat werk het houtwolcement deden, zag ik dat [geïntimeerde] met de leien bezig was. Volgens mij heb ik [geïntimeerde] daar voor het eerst gezien, maar ik had verder geen contact met hem. Omdat de leien scheef zaten en niet netjes waren afgewerkt, heb ik opknapwerk gedaan voor dat ene raam. Ik ben een paar uur bezig geweest om het zichtwerk voor de leien weer recht te krijgen, dat was bij één raam van één woning: dat heb ik hersteld, zodat het weer netjes oogde.
(…) heb ik [geïntimeerde] wel twee of drie keer aangegeven dat zijn werk slecht was uitgevoerd, dat hij punten moest verbeteren en dat hij die aan moest pakken. Dat betrof ondeugdelijke aansluitingen van profielen, te kort of verkeerd afgeslepen zetwerk/profielen. Als mij de te bewijzen werkzaamheden uit de bewijsopdracht worden voorgelezen, zeg ik: ‘‘Klopt, dat heb ik allemaal gezien.’’ De keren dat ik hem daarop wees, stemde [geïntimeerde] daar wel mee in, maar uiteindelijk loste hij niets op. Personeel van [geïntimeerde] heb ik verder niet gezien. Later heb ik samen met twee anderen het werk van [geïntimeerde] verbeterd, (…)”.
Als mij de bewijsopdracht wordt voorgelezen, zeg ik dat ik nooit ben aangesproken op ondeugdelijk werk. Mij is ook nooit gezegd dat we iets moesten herstellen. Er is alleen een discussie geweest dat er teveel ruimte zou zitten tussen de dorpel en de eerste rij leien. Er was afgesproken dat die ruimte circa 3 centimeter zou moeten zijn, maar plotseling werd mij meegedeeld dat er twee centimeter bij geplaatst zou moeten worden, wat natuurlijk niet kan. (…)
In het verleden heb ik vaker met [geïntimeerde] gewerkt. Ik ken hem sinds circa 2012 en ik ken hem puur zakelijk. (…) [voornaam geïntimeerde] heeft mij verteld om welk project het ging en dat project heb ik samen met hem gedaan.