ECLI:NL:GHSHE:2018:3761

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 september 2018
Publicatiedatum
13 september 2018
Zaaknummer
200.229.632_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in een omgangszaak met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak, die op 13 september 2018 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin zijn verzoek om een omgangsregeling met zijn twee kinderen werd afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. L.P.W. Zanders, verzocht het hof om een zorg- en contactregeling vast te stellen, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door mr. M.A.P. Peeters, verzocht om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken en de eerdere beschikking te bekrachtigen. De kinderen, 14 en bijna 16 jaar oud, hebben een grote weerstand tegen contact met de vader, wat de rechtbank en de raad voor de Kinderbescherming hebben vastgesteld. Het hof heeft besloten dat er onvoldoende informatie is om een verantwoorde beslissing te nemen en heeft daarom een bijzondere curator benoemd, drs. L. Klaver, om de belangen van de kinderen te behartigen en te onderzoeken waar de weerstand van de kinderen vandaan komt. De bijzondere curator zal gesprekken voeren met de kinderen en, indien nodig, met de ouders. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot 1 november 2018, in afwachting van het rapport van de bijzondere curator.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak : 13 september 2018
Zaaknummer : 200.229.632/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/03/226716/FA RK 16-3643
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.P.W. Zanders,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.A.P. Peeters.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de Raad voor de Kinderbescherming,
Regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] , hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 21 september 2017.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 december 2017, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen, (naar het hof begrijpt:) voor zover het betreft de afwijzing van zijn verzoek om een omgangsregeling vast te stellen, en
primair:
een zorg- en contactregeling vast te stellen met de nader te noemen kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,
  • gedurende elk eerste (volle) weekend van de maand dan wel (indien andere verplichtingen van de vader daartoe aanleiding geven) een ander weekend, doch in elk geval een weekend per maand van vrijdag 17.00 uur tot zondag 21.00 uur, waarbij het vervoer wordt verzorgd door de ouder waar de kinderen het laatst verbleven;
  • op vaderdag;
- de helft van de vakanties en feestdagen, jaarlijks in onderling overleg te verdelen;
althans een omgangsregeling en een zodanige opbouw als (het hof begrijpt:) het hof in het belang van de kinderen het meest gerede acht;
subsidiair:
een zorg- en contactregeling vast te stellen met de nader te noemen kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een omgangshuis voor de duur en de frequentie die aldaar mogelijk blijkt te zijn, doch in elk geval om de maand voor een aantal uren per keer, alsmede telefonisch contact elk eerste weekend van de maand althans zo veel en zo vaak als (het hof begrijpt:) het hof gerade acht;
meer subsidiair: partijen door te verwijzen naar de meest gerede hulpinstantie die partijen dient te begeleiden bij contactherstel onderling en contactherstel tussen vader en zoons, en de beslissing over de omgang verder aan te houden.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 januari 2018, heeft de moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken althans deze af te
wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Zanders ;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Peeters;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
Het hof heeft de nader te noemen minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken.
Zij hebben elk hiervan gebruik gemaakt door het hof een brief te sturen, welke brieven ter griffie zijn ingekomen op 1 juni 2018. Ter zitting heeft de voorzitter de brieven voorgelezen, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 13 januari 2017;
  • het rapport van de raad d.d. 29 mei 2017, ingekomen bij de griffie van het hof op 21 december 2017;
  • de brief van de raad met een klachtbeslissing van de raad d.d. 22 mei 2018 gericht aan de vader, ingekomen ter griffie op 24 mei 2018;
  • een V6-formulier met producties zijdens de vader, ingekomen ter griffie van het hof op 12 juli 2018.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen zijn geboren:
-
[minderjarige 1](hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ;
-
[minderjarige 2](hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] .
De vader heeft de kinderen erkend.
De moeder oefent van rechtswege het gezag over de kinderen uit.
De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Bij de bestreden beschikking van 21 september 2017 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, voor zover thans van belang, het verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen afgewezen.
3.3.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De vader is van mening dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is als er thans geen omgangsregeling wordt vastgesteld en voert, kort samengevat, het volgende daarvoor aan.
De rechtbank heeft het navolgende overwogen.
In beginsel zou een begeleide omgang in een omgangshuis een mogelijkheid kunnen zijn, maar dat wordt niet in het belang van de kinderen geacht, enerzijds vanwege hun leeftijd, anderzijds vanwege het negatieve vaderbeeld dat eerst moet worden bijgesteld. Daarvoor moet hulpverlening worden ingezet. De moeder heeft ter zitting toegezegd dat zij zich zal wenden tot het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) te [vestigingsplaats] . Het CJG moet dan in gesprek met de kinderen of een doorverwijzing geven naar een KIES-traject. Hopelijk kan van daaruit worden gekeken naar een eventuele begeleide omgangsregeling. Zolang dat voorwerk niet is verricht, zal de rechtbank geen omgangsregeling bepalen.
Gelet op de ter zitting bij de rechtbank gedane toezeggingen en uitgesproken intenties had de vader de hoop dat de aanmelding van de kinderen bij het CJG tot de benodigde oplossingen zou leiden.
Echter het traject bij het CJG is reeds na twee sessies stopgezet en nu deze vrijwillige hulpverlening niet de oplossing is gebleken, ziet de vader zich genoodzaakt alsnog hoger beroep in te stellen. De moeder lijkt het prima te vinden dat het traject bij het CJG is gestopt. Die houding mag niet worden beloond.
3.5.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan.
De moeder constateert dat de vader alleen in beroep is gekomen van de beslissing van de rechtbank met betrekking tot de omgangsregeling en niet van de beslissing waarbij het verzoek van de vader hem te belasten met het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , is afgewezen. Zij is van mening dat de rechtbank op de juiste gronden en in het belang van de kinderen het verzoek van de vader met betrekking tot de omgangsregeling heeft afgewezen.
Het traject bij het CJG is niet, zoals de vader veronderstelt, gericht op contactherstel, maar op het bijstellen van het negatieve vaderbeeld van de kinderen. Het is niet zo dat als het negatieve vaderbeeld is bijgesteld, er dan direct contactherstel kan komen. Ook de leeftijd van de kinderen, de afstand en het weinige contact tussen de vader en de kinderen in het verleden spelen mee. De raad heeft uitdrukkelijk gesteld, en de rechtbank heeft dat overgenomen, dat er misschien in de toekomst een mogelijkheid zou zijn voor contact.
Het CJG heeft geconstateerd dat er op dit moment geen basis is voor een traject, ook niet bij KIES, en in overleg met de raad is besloten niet door te gaan met het traject.
De rechtbank heeft de verzoeken van de vader dan ook terecht afgewezen.
3.6.
De raad stelt vast dat de weerstand bij de kinderen om in contact met de vader te treden,
groot is. Om tot contact te kunnen komen moet eerst gewerkt worden aan die weerstand. Dat zou in het kader van een ondertoezichtstelling kunnen of in het kader van een onderzoek door een gedragsdeskundige, die zou moeten bekijken of er nog ingangen zijn.
3.7.
Het hof overweegt als volgt.
3.7.1.
Het hof acht zich op grond van de stukken en mondelinge behandeling op dit moment nog niet voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen. Met name is het voor het hof niet duidelijk waar de weerstand van de kinderen om in contact te treden met de vader vandaan komt en of er nog reële mogelijkheden zijn om tot vermindering of opheffing te komen van die weerstand.
3.7.2.
Ter zitting heeft het hof aan partijen het voorstel gedaan om een bijzondere curator te benoemen, in dit geval bij voorkeur een gedragsdeskundige, die als taak zou hebben om in het kader van de behartiging van de belangen van de kinderen in een gesprek met de kinderen te onderzoeken of er nog mogelijkheden zijn om tot een vorm van contact tussen de vader en de kinderen te komen.
Partijen hebben na een korte schorsing ingestemd met benoeming van een bijzondere curator,
waarbij partijen de keuze van de bijzondere curator aan het hof hebben overgelaten en tevens uitdrukkelijk hebben afgezien van het recht zich nog uit te laten over de door het hof aan de bijzondere curator voor te leggen vraagstelling.
3.7.3.
Op grond van het voorgaande zal het hof, alvorens zich inhoudelijk uit te laten over het hoger beroep, drs. L. Klaver, orthopedagoog, gevestigd te [vestigingsplaats] , benoemen tot bijzondere curator.
Drs. Klaver wordt verzocht de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in dezen te behartigen, voor zover nodig zowel in als buiten rechte. Het gaat in het bijzonder om een onderzoek naar de vraag waar de weerstand van de kinderen om in contact te treden met de vader vandaan komt, of er nog mogelijkheden zijn om tot vermindering of opheffing van die weerstand te komen zodanig dat contact tussen de vader en de kinderen mogelijk is en, zo ja, hoe dat contact dan vorm gegeven zou kunnen worden.
Het hof verzoekt de bijzondere curator daartoe één (individueel) gesprek, en indien nodig meerdere (individuele)gesprekken, te voeren met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en indien en voor zover de bijzondere curator dat nodig acht, ook met de ouders of met een van hen.
3.7.4.
Het hof wijst partijen erop dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator in dit opzicht te geven instructies gevolg te geven.
3.7.5.
Het hof zal bepalen dat de advocaten van partijen de bijzondere curator van adres-,
e-mail- en /of telefoongegevens van partijen zullen voorzien, zodat zo spoedig als mogelijk afspraken kunnen worden gemaakt.
3.7.6.
Het hof verzoekt de bijzondere curator rapport uit te brengen omtrent haar bevindingen.
3.7.7.
In afwachting van het rapport zal het hof de verdere behandeling van het onderhavige hoger beroep aanhouden tot na te melden datum pro forma.

4.De beslissing

Het hof:
benoemt drs. L. Klaver, p/a Mediation-House, [adres] , [postcode] [vestigingsplaats] , tot bijzondere curator ten behoeve van de belangenbehartiging van
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , en
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,
beiden wonende te [postcode] [woonplaats] aan [adres] ,
en met als taakomschrijving als hiervoor beschreven onder rechtsoverweging 3.7.3.;
beveelt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking en een afschrift van alle
stukken aan de bijzondere curator zal toezenden;
bepaalt dat (de advocaten van) partijen per ommegaande adres-, telefoon- en / of
e-mail gegevens van partijen aan de bijzondere curator ter kennis brengen, zodat zo spoedig als mogelijk afspraken kunnen worden gemaakt;
houdt de zaak aan tot 1 november 2018 pro forma;
verzoekt de bijzondere curator aan het hof, met afschrift aan de raadslieden van partijen, schriftelijk te rapporteren tijdig vóór 1 november 2018.
Deze beschikking is gegeven op 13 september 2018 door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, P.M.M. Mostermans en H. van Winkel en is uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.