Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellante ] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,
8.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 29 mei 2018;
- de (antwoord)akte van [appellanten c.s.]
9.De verdere beoordeling
- dat [geïntimeerde] degene was die op 2 mei 2011 in de [straat] te [plaats] [appellant] in zijn buik heeft geschopt en op zijn neus heeft geslagen;
- dat [geïntimeerde] degene was die op 2 mei 2011 in de [straat] te [plaats] [appellante ] in haar buik en rug heeft geschopt.
- dat [geïntimeerde] degene was die op 2 mei 2011 in de [straat] te [plaats] [appellant] in zijn buik heeft geschopt en op zijn neus heeft geslagen;
- dat [geïntimeerde] degene was die op 2 mei 2011 in de [straat] te [plaats] [appellante ] in haar buik en rug heeft geschopt.
- een getuigschrift van 3 juni 2014, waarin onder meer staat dat [geïntimeerde] van 14 december 2000 tot 1 juni 2014 in de functie van Verkoopadviseur B werkzaam is geweest op de afdeling Herenmode van de V&D te [vestigingsplaats] ;
- een kopie van een weekrooster van de V&D van de week van maandag 2 mei 2011, waaruit volgens [geïntimeerde] blijkt dat hij op maandag 2 mei 2011 van 09:00 tot 18:00 uur stond ingeroosterd bij de V&D te [vestigingsplaats] .
- [appellant] in zijn buik heeft geschopt en op zijn neus heeft geslagen;
- [appellante ] in haar buik en rug heeft geschopt.
- elk hun eis moeten wijzigen en een concreet schadebedrag moeten vorderen;
- elk het door hem/haar gevorderde schadebedrag moeten specificeren en de verschillende schadeposten voor zover mogelijk onderbouwen met bewijsstukken.
10.De uitspraak
- verklaart voor recht dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellanten c.s.] en gehouden is hun schade te vergoeden;
- veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellante ] een schadevergoeding van € 4.254,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 2 mei 2011;
- veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellant] een schadevergoeding van € 4.811,89 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 2 mei 2011;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van het geding in eerste aanleg, en begroot die kosten aan de zijde van [appellanten c.s.] tot op heden op € 95,77 aan dagvaardingskosten, € 77,-- aan griffierecht, € 1.000,-- aan salaris gemachtigde en € 61,04 aan getuigentaxen, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;