ECLI:NL:GHSHE:2018:3732

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 september 2018
Publicatiedatum
11 september 2018
Zaaknummer
20-002598-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vrijspraak in hoger beroep voor opzettelijke brandstichting en doden van een dier

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 29 juli 2015. De verdachte was eerder vrijgesproken van opzettelijke brandstichting en het opzettelijk doden en/of beschadigen van een dier. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zitting heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en een nieuwe uitspraak waarbij de verdachte opnieuw vrijgesproken zou worden. De verdediging heeft eveneens gepleit voor vrijspraak.

Het hof heeft de motivering van de vrijspraak van de rechtbank bevestigd, maar heeft deze wel verbeterd voor de leesbaarheid. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster inconsistent waren en dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten te onderbouwen. Gezien het gebrek aan overtuigend bewijs heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet schuldig is aan de ten laste gelegde feiten en heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. S. Riemens als voorzitter en mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven als raadsheren, in aanwezigheid van griffier mr. L.J.J.G. Verhaeg.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002598-15
Uitspraak : 11 september 2018
TEGENSPRAAK (279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 29 juli 2015 in de strafzaak met parketnummer 03-700080-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De rechtbank heeft de verdachte bij vonnis van 29 juli 2015 vrijgesproken van de aan hem onder 1 ten laste gelegde opzettelijke brandstichting waarbij gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor personen te duchten was en het aan hem onder 2 ten laste gelegde opzettelijk doden en/of beschadigen van een dier. Voorts is het bevel tot voorlopige hechtenis bij dat vonnis opgeheven met ingang van 29 juli 2015.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal vrijspreken.
Namens verdachte is betoogd dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis. De motivering van vrijspraak behoeft echter, mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, verbetering. Omwille van de leesbaarheid wordt de motivering in haar geheel vervangen door de hierna te noemen gronden.
Het hof is, met de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat verdachte van het aan hem onder 1 en 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder in aanmerking genomen dat aangeefster wisselend heeft verklaard over de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten en de gang van zaken op de ten laste gelegde datum. Daar komt bij dat ook overig overtuigend steunbewijs, waaronder technisch bewijs, voor de betrokkenheid van de verdachte bij de aan hem ten laste gelegde feiten, ontbreekt. Bij deze stand van zaken geldt dat het hof uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging heeft bekomen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. S. Riemens, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.J.G. Verhaeg, griffier,
en op 11 september 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.