ECLI:NL:GHSHE:2018:3727

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 september 2018
Publicatiedatum
10 september 2018
Zaaknummer
20-002913-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake woningoverval met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor een woningoverval die plaatsvond op 9 augustus 2016 in Breda, waarbij hij samen met een mededader een kwetsbare man ernstig heeft bedreigd en beroofd van sieraden, een bankpas, een horloge en geld. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, maar het hof kwam tot een andere bewezenverklaring. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan diefstal met geweld en bedreiging, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de impact op het slachtoffer, die nog steeds last heeft van de gevolgen van de overval. Daarnaast werd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen, waardoor de verdachte 487 dagen van een eerdere gevangenisstraf alsnog moet ondergaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002913-17
Uitspraak : 10 september 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 19 september 2017 in de strafzaak met parketnummer
02-820950-16 en de van dat vonnis deel uitmakende de beslissing op de vordering tot herroeping van een voorwaardelijke invrijheidstelling, parketnummer 22-004635-13, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Sovjet-Unie) op [geboortedag] 1990,
thans verblijvende in PI Zuid West - De Dordtse Poorten te Dordrecht.
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling zal toewijzen.
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 augustus 2016 te Breda tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en/of een bankpas en/of een horloge en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
 die [slachtoffer] bij zijn nek heeft/hebben gepakt en in een stoel heeft/hebben gedrukt en/of
 die [slachtoffer] in een wurggreep heeft/hebben gehouden en/of
 de enkels van die [slachtoffer] met tiewraps heeft/hebben vastgebonden en/of die tiewraps vervolgens met een mes weer heeft/hebben doorgesneden en/of
 met een mes en/of een schroevendraaier stekende bewegingen naar het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt en/of
 een mes bij de keel van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of
 die [slachtoffer] dreigend heeft/hebben toegevoegd: "Ik maak je dood als je liegt" en/of "Pas op anders maak ik je ongelukkig", althans telkens woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
 de enkels, handen en/of de benen van die [slachtoffer] met tiewraps en/of touw heeft/hebben vastbonden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 augustus 2016 te Breda tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en een bankpas en een horloge en een geldbedrag, toebehorende aan
[slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader:
 die [slachtoffer] bij zijn nek heeft/hebben gepakt en in een stoel heeft/hebben gedrukt en
 die [slachtoffer] in een wurggreep heeft/hebben gehouden en
 de enkels van die [slachtoffer] met tiewraps heeft/hebben vastgebonden en die tiewraps vervolgens met een mes weer heeft/hebben doorgesneden en
 met een schroevendraaier stekende bewegingen naar het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt en
 een mes bij de keel van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en
 die [slachtoffer] dreigend heeft/hebben toegevoegd: "Ik maak je dood als je liegt" en "Pas op anders maak ik je ongelukkig" en
 de enkels, handen en de benen van die [slachtoffer] heeft/hebben vastbonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft voor de bepaling van de straf aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, en bij straffen die door dit hof in gevallen vergelijkbaar met het onderhavige worden opgelegd. Voor een woningoverval waarbij licht geweld/bedreiging is toegepast is het uitgangspunt de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.
In strafverzwarende zin heeft het hof rekening gehouden met de navolgende feiten en omstandigheden.
Allereerst heeft het hof rekening gehouden met het feit dat verdachte de bewezen verklaarde woningoverval tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. Daarnaast neemt het hof in aanmerking dat verdachte en zijn mededader op slinkse wijze de woning zijn binnengekomen door zich voor te doen als medewerkers van een energiebedrijf. Eenmaal in de woning hebben zij een, gezien zijn leeftijd (72 jaar), kwetsbare man ernstig bedreigd met grove geweldshandelingen en hebben zij hem vastgebonden, enkel met het oogmerk om de diefstal te vergemakkelijken. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke ernstige misdrijven nog geruime tijd de gevolgen daarvan kunnen ondervinden, zoals gevoelens van angst en onveiligheid. Dat dit in onderhavige zaak het geval is, blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 4 december 2016 opgesteld door het slachtoffer [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft in die verklaring verklaard dat hij doodsangsten had toen hij opgesloten zat in het kleine kamertje, dat hij nog steeds slecht slaapt en nachtmerries heeft.
Voorts heeft het hof strafverzwarende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 april 2018 voorafgaand aan het bewezen verklaarde eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een woningoverval. Deze eerdere veroordeling heeft verdachte kennelijk het laakbare van zijn handelen niet doen inzien en hem er evenmin van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een soortgelijke feit.
Tot slot heeft het hof ten nadele van verdachte acht geslagen op het feit dat verdachte willens en wetens samen met zijn mededader goederen van het slachtoffer heeft meegenomen van een grote emotionele waarde. De gestolen sieraden betroffen immers de sieraden van de recent overleden echtgenote van het slachtoffer, waarvan verdachte op de hoogte was. Verdachte en diens mededader hebben zich bij het strafbare handelen niet bekommerd om de gevolgen daarvan voor het slachtoffer en hebben aangetoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander.
Dit alles afwegende is het hof van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 4,5 jaren een passende straf zou zijn gelet op de ernst van en de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan.
Het hof heeft echter in straf verlagende zin rekening gehouden met de navolgende feiten en omstandigheden.
Verdachte heeft ter terechtzitting zijn spijt betuigd ten opzichte van het slachtoffer. Deze spijtgevoelens lijken oprecht en doorleefd te zijn. Niet alleen heeft verdachte eigener beweging contact proberen te zoeken met het slachtoffer, hij heeft ook op eigen verzoek een bekennende verklaring afgelegd ten overstaan van de politie. Het hof wordt in zijn overtuiging dat verdachte het laakbare van zijn handelen heeft ingezien, oprechte gevoelens van spijt en berouw heeft en gemotiveerd is om een kentering in zijn leven te bewerkstelligen, gesterkt door het feit dat verdachte deze bekennende verklaring heeft afgelegd op 22 augustus 2018 en derhalve nadat de mededader op 1 februari 2018 bij zijn verhoor door de raadsheer-commissaris een ander persoon bij naam en toenaam had aangewezen als mededader en verdachte expliciet had vrijgepleit van dit feit.
Daarnaast is het hof tijdens het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat verdachte doordrongen is van het feit dat hij hulp nodig heeft bij onder meer het verwerken van traumatische ervaringen uit het verleden, om ervoor te zorgen dat de gewenste kentering in het leven van verdachte kan plaats hebben.
Al het vorenstaande afwegende is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht het meest passend is bij de persoon van verdachte en de ernst van en de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan. Met de oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf beoogt het hof enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking te brengen en anderzijds de strafoplegging dienstbaar te maken aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Bovendien geeft dit het hof de mogelijkheid om als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht op te leggen, in die zin dat verdachte wordt begeleid door de reclassering en waarbij – indien nodig – de reclassering kan bepalen dat verdachte ambulante behandeling dient te ondergaan. Het hof beoogt hiermee de kans op recidive aanzienlijk te verlagen.
Vordering tot herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
Bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 11 november 2014, met parketnummer
22-004635-13, is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest. Bij Besluit voorwaardelijke invrijheidstelling is verdachte op
4 augustus 2015 in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en een aantal bijzondere voorwaarden. Op 30 september 2016 heeft de officier van justitie te Zeeland-West-Brabant een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend op grond dat verdachte deze algemene voorwaarde heeft geschonden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu is gebleken dat de verdachte zich gedurende zijn voorwaardelijke invrijheidstelling heeft schuldig gemaakt aan nieuwe strafbare feiten, zal het hof de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toewijzen en bepalen dat het gedeelte van de gevangenisstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 487 dagen, alsnog moet worden ondergaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
 zich binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van dit arrest telefonisch zal melden bij Reclassering Nederland op het telefoonnummer 088 804 1302;
 zich daarna zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen die de reclassering hem geeft, ook indien dit inhoudt dat hij ambulante behandeling zal moeten ondergaan.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toeen gelast dat het gedeelte van de bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 11 november 2014 onder parketnummer 22-004635-13 opgelegde vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 487 dagen, alsnog geheel wordt ondergaan.
Aldus gewezen door:
mr. K. van der Meijde, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. H.A.W. Vermeulen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Tatters, griffier,
en op 10 september 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.