In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een meerderjarige, aangeduid als [appellante], die in eerste aanleg onder bewind en mentorschap is gesteld door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant. De beschikkingen van 29 november 2017, die het bewind en mentorschap instelden, zijn door [appellante] aangevochten. Zij stelt dat zij in staat is om zelfstandig haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen en dat er geen noodzaak is voor de opgelegde maatregelen. De ouders van [appellante], die als bewindvoerders en mentoren zijn aangesteld, verzetten zich tegen het beroep en stellen dat er wel degelijk grond is voor de maatregelen, gezien de beperkingen van [appellante]. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 juli 2018 is [appellante] bijgestaan door haar advocaat, mr. H. Sanli, terwijl de ouders werden bijgestaan door mr. F.P.M. Sanders. Het hof heeft kennisgenomen van diverse processtukken en de argumenten van beide partijen. Het hof concludeert dat [appellante] op dit moment niet in staat is om haar vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen, en dat er veel strijd is tussen haar en haar ouders. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikkingen van de kantonrechter, maar adviseert partijen om met professionele hulp aan hun moeizame verhouding te werken.