In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van [minderjarige] om de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 juni 2018 te vernietigen, waarin machtiging werd verleend voor zijn gesloten plaatsing. De ouders van [minderjarige] hebben ingestemd met deze plaatsing, die noodzakelijk werd geacht vanwege de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van [minderjarige]. Het hof heeft vastgesteld dat er geen alternatieven zijn voor gesloten plaatsing, zoals ondertoezichtstelling of begeleid wonen, omdat [minderjarige] zich aan de jeugdhulp zou kunnen onttrekken.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 augustus 2018 is [minderjarige] gehoord, evenals vertegenwoordigers van het college en de Raad voor de Kinderbescherming. [minderjarige] heeft aangegeven dat hij het niet eens is met de gesloten plaatsing en liever een andere vorm van jeugdhulp zou ontvangen, zoals een opleiding tot scootermonteur. Het college heeft echter betoogd dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is om verdere afglijding in de criminaliteit te voorkomen en dat eerdere hulpverlening niet heeft geleid tot verbetering.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank terecht de machtiging heeft verleend. De wettelijke vereisten voor de gesloten plaatsing zijn nageleefd, en het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De beslissing is genomen in het belang van [minderjarige], om hem te beschermen en de noodzakelijke jeugdhulp te waarborgen.