ECLI:NL:GHSHE:2018:3639

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 augustus 2018
Publicatiedatum
31 augustus 2018
Zaaknummer
200.225.407_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mediation en voorlopige regeling inzake kinderalimentatie en zorgregeling na echtscheiding

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De vader verzoekt om de beschikking van 3 juli 2017 te vernietigen en opnieuw te bepalen dat partijen gehouden zijn om het ouderschapsplan na te komen. De vader vraagt om een zorgregeling waarbij de kinderen om de veertien dagen bij hem verblijven en een wijziging van de kinderalimentatie. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 juli 2018 hebben partijen overeenstemming bereikt over het mediationtraject, waarbij zij in contact zijn gebracht met een mediationbureau. Het hof heeft besloten om de zaak aan te houden in afwachting van de uitkomst van het mediationtraject. De vader is voorlopig verplicht om een bijdrage van € 129,33 per kind per maand te voldoen aan de moeder voor de duur van het mediationtraject. De zaak wordt pro forma aangehouden tot 30 december 2018, waarbij partijen het hof tijdig moeten informeren over de voortgang van het mediationtraject.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 30 augustus 2018
Zaaknummer: 200.225.407/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/316485/ FA RK 17-62
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.W.F. van Wijk,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G. de Jong.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 3 juli 2017.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 18 oktober 2017, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en naar het hof begrijpt opnieuw rechtdoende;
ten aanzien van de verdeling van de zorgtaken primair te bepalen dat partijen gehouden zijn om artikel 3.1 van het door hen opgestelde ouderschapsplan na te komen, waarbij een opbouw aan de orde is. Subsidiair verzoekt de vader het hof te bepalen dat de kinderen eenmaal per 14 dagen van vrijdag 18.30 uur tot maandagochtend bij de vader verblijven, zodat hij de kinderen op maandagochtend naar school kan brengen en van woensdag 12.30 uur tot donderdagochtend, waarbij de vader de kinderen naar school kan brengen.
Ten aanzien van de onderhoudsbijdrage ten behoeve van de kinderen verzoekt de vader het
hof primair te bepalen dat partijen gehouden zijn het ouderschapsplan specifiek op artikel
7.3.
na te komen en subsidiair de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat de vader een bijdrage van € 164,90 per kind per maand is verschuldigd over de periode 5 januari 2017 tot en met 30 september 2017.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 30 november 2017, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 juli 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Van Wijk;
  • de moeder, bijgestaan door mr. De Jong;
  • de raad, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 3 mei 2017;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 13 juli 2018;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 12 juli 2018;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 23 juli 2018.
Zoals ter zitting besproken is na de mondelinge behandeling op 30 juli 2018 ingekomen zowel een faxbericht als een V8-formulier van de advocaat van de vader, inhoudende een tussen partijen overeengekomen voorlopige regeling inzake de bijdrage in de verzorging en opvoeding van de kinderen. Het betreffende faxbericht is namens partijen ondertekend door beider advocaten.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 3 juni 2009 met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats 1] ,
  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum 2] 2011 te [geboorteplaats 2] .
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
Bij beschikking van 29 mei 2015 heeft de rechtbank Oost-Brabant tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 2 juni 2015 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Van deze beschikking maakt het door partijen op 13 april 2015 ondertekende ouderschapsplan onderdeel uit.
In het ouderschapsplan zijn partijen een co-ouderschapsregeling overeengekomen waarbij de zorg voor de kinderen 50/50 is verdeeld. Tevens hebben partijen afgesproken dat de vader een bedrag van € 185,- per maand op de kindrekening stort en de moeder een bedrag van
€ 215,- per maand.
3.3.
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 augustus 2016 is voormelde beschikking en voormeld ouderschapsplan gewijzigd in die zin dat de bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met ingang van 1 september 2015
nader is bepaald op een bedrag van € 775,39 per maand en met ingang van 1 maart 2016 op een bedrag van € 760,62 per maand.
3.4.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank de echtscheidingsbeschikking van 29 mei 2015 en het daarvan onderdeel uitmakende ouderschapsplan gewijzigd en aldus een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen eenmaal per twee weken van vrijdag 18.30 uur tot zondag 16.30 uur bij de vader verblijven, alsmede iedere week van dinsdag 15.15 uur tot woensdag 08.30 uur.
Tevens is de beschikking van 11 augustus 2016 gewijzigd, voor wat betreft de daarbij vastgestelde bijdrage in de verzorging en opvoeding van de kinderen, aldus dat deze bijdrage met ingang van 5 januari 2017 nader wordt bepaald op € 245,39 per kind per maand, bij vooruitbetaling aan de moeder te voldoen.
3.5.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof hebben partijen na een korte schorsing overeenstemming bereikt over de voortgang van de zaak. Partijen zijn akkoord gegaan met een verwijzing door het hof naar het mediationbureau, waar zij na afloop van de zitting direct mee in contact zijn gebracht. Het mediationtraject zal met name de omgangsregeling betreffen, een eventuele uitbreiding daarvan en het tempo van uitbreiding. Partijen zullen beproeven of de financiële component van de zaak eveneens aan de orde kan komen tijdens de mediation.
Tevens hebben partijen ter zitting het voornemen geuit thans een voorlopige regeling te treffen inzake de bijdrage in de verzorging en opvoeding van de kinderen voor de duur van het mediationtraject, althans tot aan de uitspraak in de hoofdzaak. Overeengekomen is om het hof kort na de zitting te berichten over de gemaakte afspraak, met het verzoek deze afspraak op te nemen in onderhavige tussenbeschikking, waarin tevens de verwijzing naar mediation zal worden opgenomen.
3.7.
Bij bericht van 30 juli 2018 hebben partijen het hof bericht dat zij zijn overeengekomen dat de vader met ingang van 1 augustus 2018 aan de moeder een bijdrage in de verzorging en opvoeding van de kinderen zal voldoen een bedrag van € 129,33 per kind per maand. Partijen zijn overeengekomen dat dit een voorlopige bijdrage is en dat er nog geen afspraken zijn gemaakt ten aanzien van het verleden. Partijen zullen in eerste instantie gedurende het mediationtraject bezien of zij overeenstemming kunnen bereiken. Mocht dit niet het geval zijn, dan wenst de vader dat het hof een beslissing neemt ten aanzien van de geformuleerde grieven die zien op de alimentatie van 5 januari 2017 tot en met 30 september 2017.
3.8.
Gelet op het vorenstaande zal het hof in afwachting van het mediationtraject (geregistreerd bij het mediationbureau onder nummer [nummer] ) beslissen overeenkomstig de wens van partijen en de nadere behandeling van de zaak aanhouden voor de duur van 4 maanden, derhalve tot
30 december 2018 PRO FORMA.

4.De beslissing

Het hof:
verzoekt partijen tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum het hof te informeren over het verloop/de uitkomst van het mediationtraject, onder gelijktijdige verstrekking van een
afschrift van die (schriftelijke) informatie aan de raadslieden van partijen;
bepaalt dat de vader voorlopig met ingang van 1 augustus 2018 en voor de duur van het mediationtraject tot aan de uitspraak in de hoofdzaak, aan de moeder ten behoeve van [minderjarige 1]
, geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats 1] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2011 te [geboorteplaats 2] zal voldoen een bedrag van € 129,33 per kind per maand;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 30 december 2018.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, C.N.M. Antens en J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en is op 30 augustus 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.