6.1.In het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter de volgende feiten als niet weersproken vastgesteld.
“- [appellant] is in de periode van 20 oktober 1972 tot 27 januari 1981 met mevrouw [ex-echtgenote van appellant] (hierna: [ex-echtgenote van appellant] ) gehuwd geweest. Op laatstgenoemde datum is het
echtscheidingsvonnis van 16 december 1980 ingeschreven in de registers van de burgerlijke
stand in [plaats] ;
- Op 29 maart 1982 is [ex-echtgenote van appellant] met de rechtsvoorgangster van [stichting 2] een
huurovereenkomst aangegaan voor huur van de woning aan de [adres] te [plaats]
(hierna: de woning) per 16 april 1982.
- [appellant] en [ex-echtgenote van appellant] hebben vervolgens weer een affectieve relatie gekregen en zijn weer gaan samenwonen;
- Volgens de gegevens van de basisregistratie personen van de gemeente [plaats] staat [appellant] vanaf 12 juli 1985 ingeschreven op het adres [adres] te [plaats] ;
- [ex-echtgenote van appellant] is op [datum overlijden ex-echtgenote van appellant] 2014 overleden.
- Begin september 2015 heeft [stichting 2] van de politie vernomen dat [appellant] in de woning woont en is zij bekend geworden met het overlijden van [ex-echtgenote van appellant] .
- [appellant] heeft vervolgens in september 2015 aan [stichting 2] verzocht om de
huurovereenkomst met betrekking tot de woning op zijn naam te zetten.
- Bij brief van 28 september 2015 heeft [stichting 2] het verzoek van [appellant]
afgewezen en [appellant] verzocht om de woning per direct te verlaten en de sleutels in te
leveren.
- Bij brieven van 5 oktober en 19 oktober 2015 hebben de gemachtigden van partijen
gecorrespondeerd over de bewoning van de woning door [appellant] en heeft [stichting 2]
kenbaar gemaakt vast te houden aan verlating van de woning.
- Op 9 december 2015 heeft [stichting 2] [appellant] in kort geding bij de kantonrechter van deze rechtbank gedagvaard en ontruiming van de woning gevorderd.
- Bij vonnis van 23 december 2015 heeft de kantonrechter de gevorderde ontruiming
toegewezen voor het geval [appellant] niet voor 1 maart 2016 een bodemprocedure inzake
het geschil aanhang zou maken en dat bij tijdige entamering van een bodemprocedure er niet
ontruimd mag worden totdat onherroepelijk in de bodemprocedure is beslist op de vraag of
[appellant] huurbescherming toekomt.
- Van voormeld vonnis in kort geding is geen hoger beroep ingesteld door partijen.”
6.1.2.De grieven van [appellant] zijn niet gericht tegen deze feitenvaststelling van de kantonrechter, met uitzondering van grief 1 die gericht is tegen de feitenvaststelling na het derde en het zesde gedachtestreepje. Met uitzondering daarvan kan en zal de feitenvaststelling van de kantonrechter ook in hoger beroep het uitgangspunt vormen. Grief 1 wordt hierna behandeld in rov. 6.5.
6.2.1.In eerste aanleg vorderde [appellant] in conventie dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. wordt bepaald dat [appellant] met ingang van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen tijdstip huurder van de woning staande en gelegen te ( [postcode] ) [plaats] aan de [adres] zal zijn;
althans
wordt bepaald dat [appellant] de tussen [stichting 2] en wijlen mevrouw [ex-echtgenote van appellant] gesloten huurovereenkomst zal voortzetten;
althans
voor recht wordt verklaard dat [appellant] huurbescherming toekomt;
althans
voor recht wordt verklaard dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is indien [stichting 2] zich jegens [appellant] beroept op de gevolgen verbonden aan het ontbreken van een formele huurrelatie;
2. [stichting 2] wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, waaronder de nakosten.
6.2.2.In reconventie vorderde [stichting 2] (thans dus: [geïntimeerde] ) dat [appellant] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om de woning, staande en gelegen te ( [postcode] ) [plaats] aan de [adres] binnen acht dagen na betekening van het te wijzen vonnis met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover deze niet eigendom zijn van [stichting 2] , te verlaten en te ontruimen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden, met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [stichting 2] te stellen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente en de nakosten.
6.2.3.Op hetgeen partijen over en weer aan hun vorderingen ten grondslag hebben gelegd, alsmede op de door hen gevoerde verweren, zal het hof voor zover relevant in hoger beroep in het navolgende ingaan.
6.3.1.Bij het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter de vorderingen in conventie afgewezen, met veroordeling van [appellant] , uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten (waaronder de nakosten).
In reconventie is [appellant] , kort gezegd, veroordeeld tot ontruiming van de woning, en wel binnen veertien dagen (in plaats van de gevorderde acht dagen) na betekening van het vonnis waarvan beroep. Ook werd een proceskostenveroordeling ten laste van [appellant] uitgesproken.
6.3.2.Hetgeen de kantonrechter hiertoe heeft overwogen, zal hierna aan de orde komen waar de grieven daarvoor aanleiding geven.