Uitspraak
Arrest van de economische kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
hierna aangeduid als: Sv] staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte derhalve niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraken van het onder 2 ten laste gelegde voor wat betreft het tweede gedachtestreepje en van het onder 3 ten laste gelegde voor wat betreft het tweede gedachtestreepje.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 18 oktober 2007 tot en met 4 maart 2008 te [plaats] , terwijl aan [Bedrijf 2] door Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant bij besluit van 3 juli 2001 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente in of op het perceel [vestigingsadres verdachte] in werking hebben van een inrichting bestemd voor het opslaan, overslaan en bewerken van (gevaarlijke) afvalstoffen en overige materialen, zijnde een inrichting als bedoeld in categorie 28.4 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, in elk geval een inrichting als bedoeld in de bijlagen I en/of III van voornoemd besluit, zich, al dan niet opzettelijk, heeft gedragen in strijd met een of meer voorschriften verbonden aan voormelde vergunning, immers werd de inrichting niet schoon en zindelijk gehouden en/of verkeerde de inrichting niet in goede staat van onderhoud, (voorschrift 1.4.4.), immers waren diverse rioolputten op het terrein verstopt met slib en/of andere afvalstoffen en/of overgelopen en/of liep afvalwater en/of percolaat over de opstaande randen van de opslagvakken en/of lekten één of meer naden van keerwanden van opslagvakken en/of vond vermenging van afvalwaterstromen plaats en/of stond op rijwegen/rijpaden en inspectiepaden een (grote) hoeveelheid afvalwater en/of percolaat;
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 15 oktober 2007 tot en met 17 juni 2008 te [plaats] , al dan niet opzettelijk, een lozing van overige vloeistoffen (te weten afvalwater, in elk geval verontreinigd water) in de bodem van en/of nabij een terrein aan de [vestigingsadres verdachte] heeft uitgevoerd, te weten:
Processen-verbaal van verbalisant [verbalisant 1]
hierna aangeduid als: [verdachte]] monsters genomen van afvalwater. In een aantal processen-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] wordt gerelateerd wat [naam 2] daarover aan [verbalisant 1] heeft meegedeeld en wordt tevens het monsternummer vermeld. Zo vermeldt het proces-verbaal d.d. 28 januari 2008 (pag. 652-653) dat [naam 2] op 16 november 2007, na het onderzoek op het bedrijf, onder meer heeft verklaard dat hij de monsterflessen reeds heeft voorzien van een etikettering met daarop vermeld de datum en plaats van monstername en dat het watermonster op het laboratorium van het waterschap is ingeschreven onder een uniek monsternummer, namelijk 2072911 dat op het analyserapport staat vermeld. De monsters heeft hij diezelfde dag overgebracht naar het laboratorium en ter beschikking gesteld van het hoofd aldaar met het verzoek deze te laten analyseren.
De monsters nam ik in de daarvoor geprepareerde flessen, die werden vervolgens voorzien van een etiket met datum, plaats en dergelijke. Als ik van te voren wist waar de monsters moesten worden genomen dan liet ik de geleidebrieven plannen. Die brieven werden gemaakt door het laboratorium. Dat werd dan van te voren ingepland. Als wij van te voren wisten dat die monsters genomen moesten worden. We wisten in die gevallen van te voren ook om welke parameters het ging. Als dat van te voren niet bekend was dan werden ter plaatse monstergeleidebrieven ingevuld. Formeel heet zoiets een monstergeleidebrief. Het wordt ook wel eens aangeduid als monstergeleidelijst. Op dat moment waren in dit soort gevallen de nummers niet bekend”. [1]
houdt mij voor het proces-verbaal van 31 maart 2008, pagina 1903. U[mr. Van Doveren]
houdt mij voor dat in het proces-verbaal in de bevraging van de monsternemer wordt verwezen naar een analyserapport, maar u zegt mij dat dat analyserapport later is opgemaakt. U vraagt mij hoe dat kan. Er staat een verwijzing naar het analyserapport in om aan te geven dat het unieke monsternummer ook op het analyserapport wordt vermeld. Het unieke monsternummer moet matchen met het latere analyserapport. Ik heb dit in algemene zin bedoeld.
Volgens mij heb ik de afspraak voor het verhoor gemaakt. Ik heb die afspraak telefonisch gemaakt. (…) [naam 1] zou als getuige worden gehoord en dat heb ik ook telefonisch medegedeeld. (…) Ten tijde van dit verhoor werkten wij nog met BPS. Naar het verhoor hebben wij een laptop meegenomen waarin in een Worddocument het verhoor werd vastgelegd. [medeverdachte 1; bedrijfsleider] moest typen en ik mocht praten. [medeverdachte 1; bedrijfsleider] is de heer [verbalisant 2] . (…) Als het dossier wordt ingeleverd bij het OM moet dit volledig in BPS zijn gemaakt. (…) Voordat ik de eindversie van het proces-verbaal van verhoor teken lees ik de inhoud globaal door en bij herkenning ga ik ervan uit dat het concept-pv goed in BPS is gezet. Je mag de inhoud niet veranderen, daarom mag ik daarvan uit gaan. Bij een handgeschreven concept kan dat mogelijk anders zijn, maar daarvan was hier geen sprake. (…) U houdt mij voor dat in het BPS-pv staat vermeld dat [naam 1] als verdachte is gehoord. Dat is niet zo. (…) U houdt mij voor dat er inhoudelijke verschillen bestaan tussen de tekst van het Worddocument en het BPS-document. Die inhoudelijke verschillen kunnen ontstaan door overtikken.” [4]
Een concept-pv kan op twee manieren worden gemaakt: met de hand of op de laptop. Met de hand betekent dat het concept met de hand wordt geschreven en ondertekend door de verbalisant en de verhoorde persoon. Met de laptop betekent dat er een Worddocument op de laptop wordt gemaakt en ingevuld en dat dat wordt afgedrukt en ondertekend door de verbalisant en de verhoorde persoon. (…) [verbalisant 3] en ik waren geen vast verhoorkoppel. (…) De enige werkbare methode om de inhoud van dat concept-pv in BPS te krijgen is overtypen van de tekst. Dat doet meestal de verbalisant zelf, een van de twee verbalisanten als iemand door beiden is gehoord. De tweede verbalisant tekent het eind proces-verbaal indien deze het eens is met de inhoud daarvan. Daarvoor moet de eindversie worden doorgelezen. Overzetting van Word naar BPS gebeurde pas als het concept-pv af was. (…) Voor zover ik mij herinner heb ik de tekst van het concept-pv overgetypt in BPS. Daarna heb ik de door mij al ondertekende eindversie van het proces-verbaal bij [verbalisant 3] gebracht. Die zat op een andere kamer. Hij kon het toen doorlezen en ondertekenen. (…) U vraagt mij hoe het kan dat er verschillen in zitten. Ik denk omdat het overgetypt is. (…) De mededeling in de eindversie dat [naam 1] als verdachte is gehoord komt niet door het overtypen. Voor zover ik mij herinner is [naam 1] als verdachte verhoord. (…) [naam 1] heeft inhoudelijke opmerkingen gemaakt op het concept-pv. Naar aanleiding daarvan is het concept-pv aangepast. [naam 1] heeft geen op- of aanmerkingen gemaakt over de vermelding dat hij als getuige werd gehoord.” [5]
in zijn algemeenheid is het zo dat als er ‘wij’ staat, het bevindingen zijn die door alle verbalisanten zijn gedaan en als er namen bij staan, het bevindingen zijn van die verbalisant of verbalisanten.”
hierna aangeduid als: Wm].
a. op te richten;
b. te veranderen of de werking daarvan te veranderen;
c. in werking te hebben.”
[hof: onder a., b. en c.] opgenomen, waardoor de (werking van de) inrichting zou zijn veranderd, te weten:
hierna aangeduid als: Wm-vergunning] die op 3 juli 2001 door de Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant [
hierna aangeduid als: de Provincie] is verleend aan de voorganger van [verdachte] .
hierna aangeduid als: [bedrijf 3]] door een advocaat van Simmons & Simmons aan de Provincie het verzoek gedaan tot – kort gezegd – handhavend optreden jegens [verdachte] dan wel aanpassing/intrekking van de Wm-vergunning van [verdachte] . [6] Daartoe is (onder meer) aangevoerd dat voorheen bij [verdachte] sprake was van drie waterstromen (schoon hemelwater, grijs water en zwart water), maar dat [verdachte] haar bedrijfsvoering heeft gewijzigd door grijs en zwart water samen te voegen. Bovendien zou afvalwater mogelijk worden uitgereden over gereinigde grond.
uitgevoerd. Tijdens deze controles zijn van de gecontroleerde onderdelen geen veranderingen ten aanzien van de huidige milieuvergunning geconstateerd. Het door u naar voren gebrachte uitrijden van afvalwater over (verontreinigde) grond is niet bij deze controles betrokken. Ten aanzien van afvalwaterstromen wijkt de werkwijze van [verdachte] af van hetgeen in de aanvraag is beschreven. Echter, dit onderdeel van de aanvraag is niet in de huidige vergunning opgenomen, omdat het niet vermeld staat in het dictum van onze vergunning van 3 juli 2001, onder de onderdelen van de gewaarmerkte aanvraag. Dat betekent dat artikel 8.1 Wm niet wordt overtreden. Wij zijn dan ook van oordeel dat handhavend optreden ten aanzien van artikel 8.1 Wm niet aan de orde is.” [7]
hierna aangeduid als: [bedrijf 5]] aan de [adres] en op 28 maart 2008 in de bodem in een greppel op/langs het TOP III terreingedeelte en/of in de bodem van een terrein aan de [adres] .
in de bodem van een terrein aan de [adres].
het hof heeft uit de stukken afgeleid dat het om een op een giertank gelijkende watertank gaat] op de voorzijde van TOP III stond bij een kuil “gevuld met afvalwater”, dat er een aanzuigslang aan de zijkant van de giertank was gekoppeld en dat het andere eind van deze slang in het ‘afvalwater’ hing. Op enig moment hoorde [verbalisant 4] aan het geluid van de pomp op de giertank dat er water werd opgezogen, teneinde de giertank te vullen. Vervolgens zag [verbalisant 4] dat [getuige 1] met de tractor en de aangekoppelde giertank richting de achterzijde van TOP III reed. Daar aangekomen is [getuige 1] met een op de achterzijde van de giertank bevestigde mestverspreider water gaan versproeien. [verbalisant 4] zag dat het water met een grote waaier op de onbeschermde bodem van TOP III terechtkwam en dat het water vanaf de bodem van TOP III afstroomde naar de aan de achterzijde van TOP III liggende sloot en zo in het zich in de sloot bevindende water liep.
inde bodem is geloosd. Het water lag immers op het geasfalteerde wegdek van het bedrijfsterrein van [bedrijf 3] .
hierna aangeduid als: Wed] strafbaar gesteld worden, volgt dat het verboden is om zonder vergunning of ontheffing of in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften bepaalde handelingen of bepaalde activiteiten te verrichten dan wel de inrichting of werking van de inrichting te veranderen. De vragen welke activiteiten of welke handelingen verboden zijn en wanneer sprake is van een verboden wijziging van (de werking van) de inrichting dienen te worden beantwoord aan de hand van de omschrijving van de vergunde activiteiten in de verleende vergunning of ontheffing. Er is hierbij sprake van een gelede normstelling. Die beantwoording dient - in beginsel - te geschieden in samenhang met de voorschriften die aan de vergunning of ontheffing zijn verbonden. In de vergunning dient het bevoegd gezag daarbij zo duidelijk mogelijk aan te geven voor welke vergunningplichtige activiteiten de vergunning is verleend. In het wettelijk systeem behoeft daarbij de aanduiding van de activiteiten niet in extenso in de vergunning zelf te worden opgenomen en kan worden verwezen naar (delen van) de aanvraag op basis waarvan de vergunning wordt verleend.
vaste, al dan niet gevaarlijke afvalstoffen, categorie I bouwstoffen en communaal slib.
de rijroutes worden natgehouden door deze frequent met water te besproeien.”
De inrichting moet schoon en zindelijk worden gehouden en in goede staat van onderhoud verkeren.” [37]
tot doel hebbenvloeistoffen definitief in de bodem te brengen, terwijl de verweten lozingen, indien bewezen, onbedoeld in de bodem zijn geraakt. De verdediging heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar de Nota van Toelichting bij het besluit (Stb. 1990/217). Van “lozen in de bodem” is volgens voornoemde Nota van Toelichting sprake als het gaat om handelingen “waarbij vloeistoffen door middel van een pijp, buis, zakput, afgedamde sloot, greppel of anderszins onder vrij verval, dan wel onder druk, tot infiltratie in de bodem wordt gebracht”. De handelingen en omstandigheden die door de verbalisanten in onderhavige zaak zijn beschreven, vallen hier niet onder.
hierna aangeduid als: het Lozingenbesluit] staat onder meer het volgende:
die tot doelhebben vloeistoffen definitief in de bodem te brengen. Het strekt zich niet alleen uit tot lozingen van vloeistoffen waarin verontreinigingen van chemische of biologische aard voorkomen, maar het betreft ook het lozen van koelwater in de bodem.
Het besluit strekt zich ook uit tot het verregenen, bevloeien en besproeien van vloeistoffen op de bodem, als daarbij de vloeistoffen tevens voor een deel in de bodem treden.
niet in de bodem worden gebracht, doch onbedoeld in de bodem gerakenten gevolge van een kapotte opslagtank of lek- en morsverliezen bij over- en opslag” [cursiveringen hof].
opde bodem, als daarbij de vloeistoffen tevens voor een deel
inde bodem treden”. Het daarbij voor een deel in de bodem treden van de vloeistoffen is dan niet persé het doel, maar veeleer een bijkomend gevolg van een gedraging die naar zijn aard hiertoe geschikt is. Het doel van deze gedragingen is veelal vochtvoorziening, schoonmaken van gewassen of het voorkomen van verstuiving van op de bodem aangebrachte materialen. Dat ook deze handelingen, die het definitief in de bodem (doen) brengen van overige vloeistoffen niet tot doel hoeven te hebben (naast de limitatief opgesomde handelingen, zoals door de verdediging naar voren gebracht, die wél tot doel hebben vloeistoffen definitief in de bodem te brengen), op zichzelf onder het (verbod in het) Lozingenbesluit zouden vallen, blijkt eveneens uit artikel 2, eerste lid, onder d van dit Lozingenbesluit. Hierin wordt als
uitzonderingbepaald dat dit besluit niet van toepassing is op een lozing in de bodem indien het een beregenen, bevloeien of besproeien met uitsluitend grondwater betreft
met het oog opde vochtvoorziening van gewassen, het schoonmaken van gewassen op het veld of het voorkomen van verstuiving van op de bodem gebrachte materialen.
tot doel hebbenoverige vloeistoffen definitief in de bodem te brengen, gaat dan ook niet op en wordt derhalve ten aanzien van alle hierna te bespreken lozingen verworpen.
doelhad om het water definitief in de bodem te brengen, overweegt het hof dat reeds door het hof is vastgesteld dat sprake is van een lozing van overige vloeistoffen (niet zijnde huishoudelijk afvalwater of koelwater) in de bodem in de zin van het verbod van artikel 25 Lozingenbesluit bodembescherming indien het gaat om een gedraging die ertoe strekt, die naar zijn aard geschikt is, om deze vloeistoffen definitief in de bodem te (doen) brengen waarbij deze vloeistoffen daarbij tenminste voor een deel ook definitief in de bodem zijn getreden. Daarvan was hier sprake. Het hof overweegt in dit verband dat de bedrijfsvoering van [verdachte] erop gericht was afvalwater niet meer gescheiden te verwerken en af te voeren, waardoor al het afvalwater op het bedrijfsterrein bleef. Mede door het slechte onderhoud van de putten heeft het waterhuishoudingsbeleid tot gevolg gehad dat het afvalwater niet meer kon worden afgevoerd naar de bassins en onder meer op wegen en paden bleef staan. De binnen het bedrijf aanwezige opslagbassins hadden onvoldoende capaciteit om al het water op te kunnen slaan en er moesten bassins worden aangelegd om het overtollige afvalwater op te slaan. Afvalwater werd zelfs uitgereden over het onverharde deel van het terrein. Het bedrijfsterrein was niet ingericht voor de opslag van dergelijke hoeveelheden afvalwater. De keerranden waren niet hoog genoeg om het water dat op de wegen en paden stond binnen de vloeistofdichte voorzieningen te houden. Daardoor liep afvalwater over de keerranden. Dit was een voorzienbaar gevolg van het waterhuishoudingsbeleid. Dit beleid hield in dat wegen en paden werden gebruikt als opslag van afwater waardoor op 28 november 2007 en 10 januari 2008 afvalwater over de keerranden liep en in de onbeschermde bodem terecht kwam. Door op deze wijze te handelen is sprake van het opzettelijk lozen van afvalwater.
het hof begrijpt: zowel schoon-, grijs- als zwart water] binnen TOP I, II en III werd gesproeid. [73]
Handhaving" een publicatie gestaan over [verdachte] . In deze publicatie hebben de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 8] zich uitgelaten over illegale grondstromen en lozingen van afvalwater op een sloot door [verdachte] . "
Handhaving" is een tijdschrift voor uitvoerders en handhavers op het gebied van ruimte, wonen en milieu, bestemd voor een kleiner publiek, echter wel een openbare bron. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat een dergelijke publicatie ongewenst is. Van ernstige nadelige gevolgen voor de verdachte dan wel van een zodanige inbreuk op het recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer dat dit aanleiding zou dienen te zijn voor het opleggen van een lagere straf is het hof niet gebleken. Het hof ziet in de publicatie dan ook geen aanleiding om te komen tot matiging van de straf.
BESLISSING
geldboetevan
€ 40.000,00 (veertigduizend euro).