3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende, door de kantonrechter vastgestelde feiten.
Bij een brand op 19 april 2013 is het asbesthoudende dak van één van de kalverstallen van [appellante] verbrand. Als gevolg daarvan is asbest via de roostergleuven van de stalvloer in de mestput terechtgekomen. Daardoor is mest met asbest verontreinigd geraakt.
De verzekeraar van [appellante] heeft een sloopbestek met bijbehorende voorwaarden aan enkele sloopbedrijven, waaronder [geïntimeerde] , toegezonden. [geïntimeerde] heeft, na inschrijving op dit bestek en acceptatie van haar inschrijving door (de verzekeraar van) [appellante] op 17 mei 2013 de sloop- en opruimingswerkzaamheden uitgevoerd.
[geïntimeerde] heeft de factuur voor de werkzaamheden ten bedrage van € 34.000,-- exclusief btw aan de verzekeraar gezonden. Deze factuur is door de verzekeraar betaald. De factuur voor de btw ad € 7.140,-- is aan [appellante] verzonden. [appellante] is dit bedrag aan [geïntimeerde] verschuldigd maar heeft dit bedrag niet betaald met een beroep op verrekening van haar vordering jegens [geïntimeerde] uit hoofde van schadevergoeding.
Bij de omschrijving van de werkzaamheden in het sloopbestek is onder meer het volgende vermeld:
“4. Meerprijs opgeven voor het geheel of gedeeltelijk wegnemen van de putroosters om de mest in de putten te kunnen saneren. De roosters hierbij onbeschadigd in depot zetten op het terrein. De mestput van ca 2m1 diep is volgens verzekerde voor de helft gevuld met mest. Eerst de vloeibare mest saneren door middel van filteren of soortgelijke techniek, zodat deze als asbestveilig hergebruikt kan worden door verzekerde. Deze zorgt voor een depot. De restfractie in de put die niet meer asbestveilig is vrij te geven opruimen en afvoeren. Samenvattend is het aan de saneerder de vraag een zo efficiënt plan van aanpak te maken voor het saneren/opruimen van de mest in de put.”
In de algemene voorwaarden behorend bij het sloopbestek is onder meer het volgende vermeld:
“2. De asbestsanering/opruiming dient uitsluitend en alleen door een gespecialiseerd gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf te worden uitgevoerd. Hierbij dienen alle wettelijke voorschriften alsmede instructies van de (plaatselijke) autoriteiten te worden nageleefd. De saneerder/sloper dient ten minste de navolgende procedures te volgen en bescheiden te overleggen:
-Asbestinventarisatie
-Afschrift van de melding naar het arbeidsinspectie inzake asbestverwijdering
-Een kopie van de logboekprojectregistratie
-Vrijgave bewijs eindmeting asbestsanering uit te voeren en te verstrekken door een gecertificeerd laboratorium
-Originele stortingsbewijzen asbesthoudende e/o verontreinigde materialen en
-Afschrift sloopvergunning.”
[appellante] is op grond van de Meststoffenwet verplicht een mestboekhouding bij te houden. Hij dient te registreren hoeveel mest (fosfaat en stikstof) zijn kalveren per jaar produceren. Van de geproduceerde mest mag een bepaalde hoeveelheid per jaar worden gebruikt om landbouwgrond te bemesten en uit te rijden over het land. De mest die extern wordt afgevoerd moet door de vervoerder worden gewogen en bemonsterd om het stikstof- en fosfaatgehalte te bepalen. De weging en bemonstering dient aan strikte voorwaarden te voldoen.
[geïntimeerde] heeft eerst de zuigbare mest met een cycloonfilter vrijgemaakt van asbesthoudende snippers. Deze mest is door [appellante] gebruikt voor het bemesten van landbouwgrond.
Voor het afvoeren van dikkere restfractie in de put is Transportbedrijf [transportbedrijf] ingeschakeld. Dit deel is door [transportbedrijf] bemonsterd (fosfaat op 1,99 en stikstof op 5,21%)
[geïntimeerde] heeft daarna de rest van de dikke mest die zich in de put bevond, daaruit verwijderd en afgevoerd in big bags. Dit deel is niet bemonsterd.
Het deel dat wel bemonsterd is, geeft geen representatieve percentages stikstof en fosfaat weer. De dikke restfractie bevat een veel hoger percentage. [appellante] heeft de nog aanwezige mest in de putten onder het looppad van de afgebrande stal, waarin geen asbest terecht was gekomen, laten scheiden en de dikke fractie laten bemonsteren. De analyseresultaten hiervan tonen een stikstofpercentage van 27,3 en een fosfaatpercentage van 16,9.
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft [geïntimeerde] in conventie betaling van € 7.140,00, te vermeerderen met rente en kosten, gevorderd. Dit bedrag is het btw-deel dat haar krachtens de haar gegeven opdracht toekomt. [appellante] heeft erkend dit bedrag aan [geïntimeerde] verschuldigd te zijn maar stelt (impliciet) dat deze vordering als gevolg van verrekening is teniet gegaan. [appellante] heeft in reconventie een bedrag van € 11.232,56 van [geïntimeerde] gevorderd. Zij legt aan deze vordering ten grondslag dat [geïntimeerde] de overeenkomst toerekenbaar niet is nagekomen, waardoor zij schade heeft geleden. [geïntimeerde] heeft mest vervoerd zonder deze te bemonsteren.
3.2.2.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.3.In het vonnis van 4 februari 2016 heeft de kantonrechter de vordering in reconventie afgewezen, het beroep op verrekening afgewezen en de vordering in conventie toegewezen. [appellante] is in de proceskosten veroordeeld.