In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 augustus 2018 uitspraak gedaan in een incident ex artikel 224 jo artikel 353 Rv. De appellant, wonende in Taiwan, is in hoger beroep gegaan tegen eerdere vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De geïntimeerde, Dressage Stables B.V., heeft in het incident verzocht om zekerheidstelling voor de proceskosten, omdat de appellant geen woonplaats in Nederland heeft. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant in beginsel verplicht is om zekerheid te stellen, tenzij er sprake is van uitzonderingen zoals genoemd in artikel 224 lid 2 Rv. De appellant heeft aangevoerd dat hij vermogensbestanddelen in Nederland heeft, waaronder een paardentruck en twee paarden, waarop de geïntimeerde zich kan verhalen. Het hof oordeelt echter dat de appellant niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat deze verhaalsobjecten ook na afloop van de procedure in Nederland voorhanden zullen zijn. Daarom heeft het hof de appellant bevolen om zekerheid te stellen voor de proceskosten ter hoogte van € 8.773,-, te storten op de derdengeldrekening van de advocaat van de geïntimeerde. De termijn voor het stellen van deze zekerheid is vastgesteld op vier weken na de datum van het arrest, met een aanvullende termijn voor acceptatie of weigering van twee weken.