6.1.Geen grief is gericht tegen de overwegingen van de rechtbank over de vaststaande feiten (vonnis van 25 november 2015, 3.1.1 tot en met 3.1.7), anders dan:
- grief 1 in principaal appel, waarmee [appellant] bestrijdt dat de mantelovereenkomst van toepassing zou zijn;
- grief 1 in incidenteel appel, waarmee [geïntimeerde] opmerkt dat niet alleen [de vennootschap 2] maar ook [de vennootschap 3] partij zijn bij de leaseovereenkomst; en
- grief 2 in incidenteel appel, waarmee [geïntimeerde] naar voren brengt dat de trekker ontvreemd is en dat niets aan [de vennootschap 2] is betaald.
Het hof gaat uit van de vaststaande feiten, die kort samengevat neerkomen op het volgende.
a. [geïntimeerde] is een bedrijf dat zich richt op de lease en verhuur van diverse voertuigen zoals vrachtwagens, autobussen en opleggers.
Op 24 juni 2009 is tussen [geïntimeerde] als lessor en (onder andere) [de vennootschap 2] BVBA (hierna: [de vennootschap 2] ) als lessee een lease overeenkomst gesloten met betrekking tot een trekkervoertuig van het type Mercedes Benz [type] met het Belgische kenteken [kenteken] (hierna: de trekker). De leaseovereenkomst is aangegaan voor een periode van 72 maanden tegen vergoeding van een maandelijkse leasetermijn van € 1.145,-. [de vennootschap 2] werd hierbij vertegenwoordigd door de bestuurder van deze vennootschap, [bestuurder 1] (hierna: [bestuurder 1] ). De lessee was niet bevoegd om het leaseobject te vervreemden.
Begin januari 2012 is de trekker in handen van [appellant] gekomen. [appellant] heeft de beschikking gekregen over twee sets sleutels, de kentekenpapieren en de overige documentatie met betrekking tot de trekker.
[appellant] heeft vervolgens via een handelaar in [plaats 1] de trekker verkocht aan [de vennootschap 4] (hierna: [de vennootschap 4] ) voor een bedrag van € 15.000,-. [bestuurder 2] , samen met [appellant] gedaagde in eerste aanleg, is bestuurder van [de vennootschap 4] . [bestuurder 2] (namens [de vennootschap 4] ) heeft de trekker doorverkocht aan een derde.
In 2014 heeft [geïntimeerde] geconstateerd dat de leasetermijnen steeds te laat of niet werden voldaan. Toen betaling uitbleef heeft [geïntimeerde] er in augustus 2014 bij [bestuurder 1] op aangedrongen het leaseobject in te leveren, aan welk verzoek [bestuurder 1] niet kon voldoen.
[de vennootschap 2] en [bestuurder 1] zijn in staat van faillissement verklaard. [de vennootschap 4] is op 13 mei 2014 opgehouden te bestaan.
[geïntimeerde] heeft op 15 september 2014 een e-mail en op 19 oktober 2014 een brief aan (onder meer) [appellant] gestuurd en (onder meer) hem aansprakelijk gesteld voor de door [geïntimeerde] gestelde geleden schade als gevolg van de onrechtmatige aankoop en doorverkoop van de trekker.